In het kort
Een lang weekend zuidoost Drenthe, alwaar mijn vriendin Karin al enige jaren woont. Een dagje visite, een dagje rondwandelen in het herfstige land van raaien en lintdorpen schuin boven Emmen.
Een lang weekend zuidoost Drenthe, alwaar mijn vriendin Karin al enige jaren woont. Een dagje visite, een dagje rondwandelen in het herfstige land van raaien en lintdorpen schuin boven Emmen.
Vandaag vertrek ik tegen 14 uur met de trein via Almelo en Hardenberg naar Emmen. Daar stap ik over de op de bus die me naar hartje Nieuw Weerdinge brengt. Het is een lang lintdorp en ik verblijf precies in het midden, in een leuke bed & breakfast.
Tegenover is een supermarkt. De prijzen zijn niet mals, maar ik haal er toch maar wat ik nodig heb. Michel heeft me een bakje Italiaanse pasta van de vorige dag meegegeven. Daar moet nog salade bij, dus koop ik een zak krulsla en vul die aan met atjam tampoer in een flesje, om het te zuren. Bij gebrek aan olie en azijn moet je toch wat. Daarbij bokkenpootjes om ’s avonds te snaaien, en och, een fles droge witte wijn hebben ze ook al niet, dus wordt het Hugo (vlierbloesemwijn).
Ik verschans me die avond op mijn zolderkamer en typ een artikel voor Hackaday. Morgen zal ik eens een eindje de buurt gaan verkennen.
In de ochtend krijg ik eerst ontbijt van de gastvrouw. Zij en haar man runnen de bed en breakfast. Zelf wonen ze op de begane grond en ik zie en hoor ze amper. Wel komt de gastvrouw tegen lunchtijd het dienblad met etenswaren geruisloos ophalen. Ik heb dan al lunch gesmeerd van al dat over was, heb de overgebleven vleeswaren opgesnaaid, en me klaargemaakt voor een wandeling.
Ik wandel een heel eind zuidwaarts langs de weg waaraan het verblijf ligt. Na een tijdje stopt de stoep en moet ik langs de straat verder. Dat is tevens buiten de bebouwde kom, dus de auto’s razen me voorbij. Niet zo best. Ik loop een eind de berm in en ga zitten op een laag electriciteitskastje. Ik voel me net de jongen van de pindakaasreclame. Met mijn bammetjes kijkend over het boerenland, Hollandser kan het niet. Het zonnetje is lekker en het is niet al te koud. Ik pak mijn lunch erbij en kijk naar al dat er passeert.
Ik keer langs dezelfde weg terug naar huis. Hè, er was ook een steigertje in de sloot waar ik op had kunnen zitten. Morgen misschien. Terug bij het huis tref ik de gastheer aan. Hij praat geloof ik ontzettend Drents en ook niks anders dan dat, dus hij verstaat me duidelijk moeilijk. De fiets die ik zal lenen, is speciaal nog voor onderhoud weggebracht, vertelt hij me. Het ding is gesmeerd en er prijken nu een nieuw voor- en achterlichtje op. Wat fijn. Ik beloof hem zo uit de achtertuin mee te nemen.
Zo gezegd zo gedaan. Met een rugtasje op trap ik gemoedelijk langs het kanaal. Heerlijk dit, en weer zo Hollands! Ook al kom ik uit de Achterhoek, dit is toch net anders. Al gauw kom ik bij mijn vriendin en haar huishouden aan. De honden springen me tegemoet, de schapen blaten en haar paarden briesen. Het zwaar in verbouwing zijnde woonhuis wordt omgeven door provisorische weitjes en veldjes waar de hele beestenboel op vertoeft. Ik word binnengelaten en maak kennis met de andere vrouw des huizes.
We kletsen even bij, haar vrouw gaat boodschappen doen. Ook mijn vriendin moet zich even afzonderen, want ze heeft nog last van een hersenschudding van eerder dit jaar. De zon wordt haar te fel en het gesprek te druk. Zij gaat binnen op de bank liggen en ik zet me in een strandstoel bij de paarden met een boek. Langzaamaan zakt de zon over de weilanden. De paarden besnuffelen me geïnteresseerd. Haar vrouw komt terug, ze heeft gebakjes mee. De mugjes dansen om mijn handen en gezicht. Tijd om naar binnen te gaan.
We bereiden een lekkere pan stamppot waarna haar vrouw en ik even de dieren gaan voeren. Een fijne klus, lekker buiten zijn, en al die dieren om je heen. Het uitzicht is ook prachtig. Daarna eten we stamppot en wordt het snel schemerig. ‘Ik moet naar huis’ kondig ik aan.
We zeggen gedag en ik spring op de fiets. Lichtjes aan, met iets meer spoed terug naar Nieuw Weerdinge. Ze hebben me een binnendoorweg aangeraden, maar daar is geen apart fietspad. Dankzij de fietslampjes rijdt niemand me daar aan. Ik kom heelhuids bij mijn bed & breakfast terug en zet de fiets weer terug in de tuin.
Inmiddels voel ik me niet meer zo lekker. Een keelpijn steekt een beetje de kop op. Gelukkig heb ik een balzaal van een badkamer helemaal voor mezelf, dus ik stap eens lekker onder de hete douche. Daarna heb ik geen zin meer in mijn Hugo. Ik zet dus maar een pot thee en ga wat lezen in bed.
Vandaag word ik zo mogelijk nog minder goed geluimd wakker. De keelpijn heeft me echt te pakken en ik voel me uit m’n doen. Ik moet een beetje uitzieken, maar ik ben nu hier. Ik wil niet een hele dag in bed spenderen. Na het ontbijt, dat weer liefdevol gebracht wordt, plan ik vooruit.
Met een tasje lunch en een veldfles water ga ik naar de bushalte voor het huis. Op naar Ter Apel, om daar het klooster te gaan bekijken. Een kort busritje later sta ik aan de Stationsstraat in voorgenoemd dorp. Er is geen station te bekennen, daar moet ik eerlijk in zijn. Dit zal wel een benaming uit vroeger tijden zijn.
Een kleine wandeling de bossen in brengt me bij het klooster. Een prachtig oud gebouw met kapel midden tussen de bomen. Fantastisch, vooral zo in de invallende herfst. Ik loop eromheen en vind de ingang. Een kleine tien euro voor een dagje bezoek, en ik kan ook gelijk met een kunstwandeling mee. Dat doe ik dan maar.
Het kunstenaarsduo dat deze dagen exposeert leidt ons zelf rond. Eerlijk gezegd doen de kleien beelden van mevrouw me niet veel. De meer abstracte werken vind ik wel kunstig bedacht. Haar bustes met vreemde tooien vind ik minder geslaagd. Maar ik luister aandachtig en ventileer mijn mening niet, dat is nergens voor nodig. Dan gaan we door naar boven, alwaar haar man ons groepje verder zal rondleiden. Hij maakt schilderijen, al zo’n dertig jaar. Verguisd op de kunstacademie ging hij toch zijn eigen weg, en zie hier: een heel arsenaal aan olieverfstukken, allemaal in zelfde tint.
Ik waad door een hele selectie vage mistlandschappen. Kraakhelder geschilderd, allemaal heel vaag en licht van aanzet, als ware het geschilderd op een heldere licht nevelige winterdag. Soms heeft hij een statig lokaal huis afgebeeld, dan weer een verlaten weidehekje, of een hunebed. Het is mooi, maar er is iets mee. Terwijl hij vertelt besef ik het: het lijkt wel Terragen. Die 3D-renderaar van de jaren ’90. Een geïnteresseerde luisteraar merkt op hoe glad de schilderijen zijn. De schilder beaamt dat driftig. Hij gebruikt zeer dunne olieverf, dat is ook de hele kunst van zijn werk. Ik twijfel harder. Alles is zo ongemakkelijk correct. Lijnen, schaduwen, details aan gebouwen. Zijn dit niet bewerkte prints onder een laag vernis? Wederom zeg ik niets.
Lopend door de gangen van het prachtige klooster eet ik nog een broodje. Niemand heeft er erg in, niemand weet wie ik ben. Fluisterzacht ga ik door de gangen, verblijf een tijdje in de centrale kruidentuin. Pluk een paar blaadjes smaakvolle kruiden en concludeer dat hier ook netjes onderhouden wordt, maar dat er weinig opgekomen is. Veel bordjes, weinig groen.
Tegen het eind van de middag wandel ik weer naar de bushalte en laat mij naar de bed & breakfast vervoeren. Ik kijk misprijzend naar mijn voorraad eten en drinken. Ik had nog expres een extra fles Hugo gehaald, om gisteravond en vanavond wat te drinken te hebben. Nu zit ik echt met te veel…
Om mezelf maar te helpen drink ik nog een groot glas en stap dan weer op de bus. Dit maal naar de andere kant: Weerdinge. Daar is een aardig restaurant waar ik vanavond voor mezelf een tafel gereserveerd heb. Ik word er warm onthaald.
Normaliter ga ik op een soloreis liever uit lunchen, maar dat was in dit geval niet handig. Het klooster was gewoon mooier te zien bij dag, en het restaurant was om lunchtijd nog niet geopend. Demonstratief leg ik mijn e-reader op tafel en lees de historie van Schoevers terwijl de gerechten me geserveerd worden.
Dat gebeurt al met al nog vrij vlug. Het grote restaurant zit mudjevol, om mij heen zitten meerdere groepen en families, en ik zit daar pront en helemaal alleen aan mijn tafeltje aan het raam. Niks ongemakkelijks, en ik denk ook dat het bedienend personeel zich er niet heel druk om maakt. Vroeger waande ik me nog wel eens een mystery guest, maar dat nu ook niet. Als je ter ijking normaal behandeld wil worden kom je júist met zijn tweeën, niet alleen. Dus wat ze precies denken weet ik niet, maar ik laat me het eten heerlijk smaken. Nét iets te veel, toch.
De bus terug komt ook maar eens per uur. Lopen is geen optie. Ik moet het toetje overslaan, maar dat vind ik gezien mijn kwakkelende gezondheid en de overdaad aan andere gangen geen probleem. Ik reken af, fooi erbij, en posteer me weer bij de bushalte. Zoef, daar is de Q-Buzz die hier het buitengebied bedient. Ik rijd een halte of vijf mee en dan sta ik weer voor mijn zolderkamer. Ik voel me nu eerlijk gezegd echt wel naar, dus ik moet naar snel naar bed.
Ik zet nog een grote pot thee van me om wat in bed van te nippen, en sluit de dag af.
Vandaag is de dag van vertrek. Ik heb nauwelijks geslapen, ondanks het goede bed en de rustige locatie. Ik was gewoon verkouden, ziekjes, dus heel de nacht liggen woelen. Af en toe een beker thee, wakker liggen, in slaap sukkelen, en zo voort. Gelukkig ga ik weer naar huis vandaag.
Het ontbijt smaakt weer heerlijk, ik zal dit gaan missen. Veel te veel, maar tegelijk ook goed gezond, en dat kan ik nu wel gebruiken. Na het ontbijt pak ik de laatste dingetjes in en besluit dan toch maar dat mijn dagrugzakje apart mee moet, met de koelkastvoorraad erin. Niet kwijtraken.
De gastvrouw meldt dat zij en haar man zo naar Emmen zullen rijden. Of ik mee wil? Dat wil ik wel. Dus, haar oude Drentse man rijdt (ik vertrouw er maar op) en zij zit op de achterbank. Ik vertel nog een beetje waar ik ben geweest en hoop dat ik hen niet aansteek met mijn verkoudheid. Op het station van Emmen bedenk ik me dat ik helemaal niet op onze vertrektijd heb gelet. Ik heb maar gewoon een tijd gekozen, en nu is mijn trein net tien minuten weg. Nog twintig minuten wachten en er is een volgende.
Ik wacht op een bankje in de restauratie in een gemêleerd gezelschap. Het is niet heel onaangenaam, maar ik wil hier wel weg. Dus stap ik op de eerste trein, de sneltrein langs Hardenberg. Zoef, daar gaan we. Een jong stel zit in de stiltecoupé luid te ginnegappen. Ik zeg er wat van en ze zijn gelijk muisstil. Wauw, dat dat werkt. Andere passagiers kijken mij dankbaar aan. Nouja, het werkt eens een keer.
Hardenberg is een karig station: een verhoogd perron met aan twee kanten spoor. Glazen wachthuisjes die je een beetje beschutten, van welke kant de natuur je ook bejegent. Ik schuil maar een beetje. Koud, winderig, en doordat ik de vroege sneltrein had, komt nu eerst nog de stoptrein (die ik ook had kunnen nemen…) en daarna pas mijn trein naar Almelo. Algoed. Hij komt.
Op Almelo moet ik nog een keer overstappen. Op Hengelo ga ik er alweer uit en pak de bus verder. Ik moet nu immers met twee tassen terug lopen, en dat doe ik liever één kilometer vanaf de bushalte bij mijn huis, dan vanaf centraal station in de stad. Bovendien kan ik zo nog even langs de manege, altijd gezellig.
Ik tref het. Bij vertrek van station Hengelo staat Michel voor de ruit van het kantoor naar me te zwaaien. We zien elkaar, wat een fijn moment. Wat heb ik hem gemist (al was dit verblijf in Drenthe niks voor hem geweest). In Enschede doe ik even de manege aan alvorens ik naar huis door ga. Een kop koffie, een paar aardige woorden. Zo is mijn leven nu, wat een nomade ben ik. Snel naar huis, waar poes Mokje wacht.