In het kort
Chaos Communication Congress 2017
Chaos Communication Congress 2017
Ik pak in, we eten taart, we zoeven naar Leipzig en vinden Renze’s hotelletje, dan de beurs, dan ons eigen hotel. Lekker douchen en een biertje drinken, oogjes toe en slapen.
Tweede Kerstdag breekt aan. Anders dan andere jaren vul ik de dagen niet met familiebezoekjes en lekker eten rond de kerstboom. Dit jaar staat voor het eerst Chaos Communication Congress op de planning. Ik ben meegevraagd door mijn vrienden van TkkrLab. Ik heb met geluk een plekje in een hotelkamer kunnen regelen, en ik heb de herinneringen aan leuke outdoor events als Haxogreen en Still Hacking Anyway. Dus daar gaan we!
In de ochtend werk ik mijn vaste inpaklijst door terwijl mijn reisrugzak op bed ligt. Inpakken valt me moeilijk, omdat constant in mijn achterhoofd speelt dat dit geen gewone reis is. Het belangrijkste is niet, om je eenvoudig te kunnen bewegen in een bergachtige omgeving met de zon op je voorhoofd. Het gaat om een soort van beurs, maar met ruimte voor cosplay, terwijl het buiten onder de tien graden is. Deze set variabelen maken het inpakken ingewikkeld. Ik zit vast, en pak dus maar eerst de dingen in, waarvan ik zeker weet dat ze van pas komen. Toiletgerei, ticket, electronica, slaapspullen. Kleding laat ik even achterwege, want daar twijfel ik te hard over.
Om half elf belt Sander aan. Hij krijgt van mij een kop koffie en de huissleutel, zodat hij op de poezen kan passen. Hij blijft een half uurtje, en we praten over werk. Dan stapt hij weer op en ga ik haastig verder met inpakken.
Bas, met wie ik de komende dagen de auto en de hotelkamer deel, laat weten er om twaalf uur te zijn. Ik werk alle taakjes af die op mijn lijstje staan. Maar wat doe ik nou met mijn kledingkeus?!
Renze belt en appt. Hij heeft nog een bakvorm met een halve appeltaart erin staan. Goed om te weten: Renze woont vlak naast me en gaat straks ook mee met de auto. Ik nodig Renze uit om de appeltaart bij mij te komen opeten terwijl ik verder inpak. Dan laat ik de telefoon weer voor wat hij is en ga ook daadwerkelijk inpakken.
Precies om twaalf uur heb ik alles in de rugzak zitten. En de kleding? Gewoon het lijstje aangehouden. Merinoshirts, warme wollen vestjes, rokjes en leggings. Voor het gemak doe ik vandaag mijn ‘reisbroek’ aan (een hippe flared spijkerbroek, maar wel met elastieken band), want je moet toch zeker wel één broek meenemen. Niet alles in de wereld is geschikt om bestormd te worden met rokjes aan.
Ik steek mijn hoofd naar buiten uit de keukendeur, en zie drie verdiepingen lager Renze en Bas bij de auto staan. Ik fluit ze toe en nodig ze even binnen uit. Met z’n drieën smikkelen we de appeltaart op. Het lijkt wel een kleine verjaardag. Goede appeltaart. Renze heeft er duidelijk een nieuwe hobby bij sinds hij op zichzelf woont. Ik bak nog snel wat champignon-schijfjes en stop ze in mijn superhandige opvouwbare vershoudbakje. We kunnen gaan!
Met dank aan Bas’ verouderde TomTom komen we via wat binnendoorwegen op de snelweg naar het oosten. Van nu af aan is het immer gerade aus. De Pet Shop Boys kunnen zingen wat ze willen.
We kletsen, kijken om ons heen naar het grauwe winterse landschap, de heuvels, de dalen. We vergapen ons aan de vele windmolens. Op een gegeven moment rijden we er zelfs compleet tussenin. De zon wil niet echt doorbreken vandaag. We suizen door het schemerlandschap, het licht achter ons latend. Ik herken stukken rond de Harz. Daar wordt het landschap ook bergachteriger, de dorpjes in de verte schilderachtiger. Dit moet ik onthouden voor treinreizen. Als de avond inzet slaat Bas af naar een pompstation. We houden een plaspauze en mopperen op het achterstallig onderhoud aan de toiletten in dit uitgestorven oord langs de snelweg. Dat mijn hokje niet eens dicht kon was vervelend, maar niet problematisch – er was toch niemand anders.
We stappen weer in en zoeven weg. Nu naderen we Leipzig. Renze deelt toastjes met salades uit zodat we niet helemaal verhongeren. Hij moet voor zessen bij zijn hotel inchecken, anders zit de deur dicht. We besluiten daarom om eerst hem weg te brengen, en dan onze tickets bij de Messe op te gaan halen. Omdat de laatste tram vanaf de Messe alweer vroeg vertrekt moeten we dan wel een beetje aanmaken.
Het hotel van Renze is een typisch familiehotelletje in een buitenwijk ten zuidoosten van het centrum. Ik moet terugdenken aan Lichtenfels en aan alle oorden waar ik op autovakanties doorheen ben gekacheld. We zetten onze auto op de parkeerplaats. Er is geen receptie open. Er hangt wel een telefoon. Renze wordt gesommeerd een sleutel uit een sleutelkastje te pakken en zichzelf binnen te laten. Dit voelt als een uitzending van een spannend spelprogramma. Ik vind het wel leuk, en slim gedaan van de eigenaren. Het is immers nog wel kerst, die mensen zitten ook graag thuis.
Als we Renze’s bagage hebben gedropt zoeven we over de snelweg terug naar Leipzig noord. Het is echt een half uur rijden tussen de twee locaties. Wat een gigantische stad is Leipzig!
We parkeren bij het hotel en checken onze eigen hotelkamer. Dit is een heel ander hotel. Een typische strakke lounge, generiek personeel in uniformen met gestrikte dasjes, bordjes in drie talen. Dit hotel is van een franchise, uit de catalogus besteld, en hier op deze kale winderige heidevlakte neergeplant. Naastgelegen zijn een vaal business center en een ander typisch zakenhotel. We checken in onder de naam ‘van Ziesser’n’ – wat de meisjes achter de balie maar moeilijk kunnen uitspreken. Gedrieën gaan we naar boven. Lange kraakheldere gangen, de airco op standje tien. In de lift een stem die elke verdieping opnoemt. Duidelijk een Oostenrijkse dame, weten Bas en ik aan haar accent te herkennen.
We wandelen door het donker naar de Messe. De wind is luw, maar hier op de vlakte tussen de gebouwen ben je overgeleverd aan de kou. Het is gelukkig echt maar vijf minuten lopen. Je ziet het enorme Messe-gebouw al in de verte liggen. Op de gevel zijn de letters C C en L aangevuld met een keurig van kleur wisselend streepje, dat er ‘C C C’ van maakt.
De ingang is ons wat onduidelijk. We zien een bekende bij een zijdeur staan, dus daar gaan we maar naar binnen. Door een heel gangenstelsel in het congrescentrum weten we de weg te vinden naar het grote open trappenhuis. Daar begint het echt op een ‘chaos congress’ te lijken. Diverse rare uitvindingen zijn opgesteld, tafeltjes staan al klaar, medewerkers beginnen hun draai te vinden met de spullen die ze dit weekend aan hun mede-hackers laten zien. We lopen verder naar de hoofdhal: het hart van de Messe Leipzig. Het is een tonvormige hal, helemaal van glas. Immens, als een enorm treinstation. Marmeren vloeren en trappen vallen in het niet bij de groothsheid van de ruimte. Het is nog wat koud, en leeg. Plukjes mensen dwalen af en aan rond de kassa’s.
We blijven ook in de buurt, want als de kassa’s opengaan kunnen we onze bandjes ophalen. Die tip van Bas zal ons morgenochtend veel tijd besparen. Net als we de hele hal zijn doorkruist zien we dat het rondom de kassa’s drukker wordt. We wandelen terug en sluiten aan in de massa. Na enig schuiven, popelen en mensen kijken staan we binnen een minuut of twee al vooraan. De doorstroom is nog niet heel logisch, maar we komen snel aan ons polsbandje. Let the congress begin!
We lopen nu alle hallen door en verkennen de boel. Bas heeft toegezegd Renze naar zijn hotel terug te rijden, dus we hebben nog wat tijd. De grootsheid van deze locatie, ik zeg het nog maar een keer, is echt niet in te schatten. Het is heel overzichtelijk, dat wel. Aan weerszijden van de enorme glazen hal liggen aan weerszijden twee congreszalen, beide op de eerste verdieping. Door de glazen hal gaan twee loopbruggen, waar je op komt middels enorme marmeren trappen. De mogelijkheden zijn legio, de loopafstand van zaal naar zaal: ongeveer tien minuten bij rust. Ik verzin dit niet.
De hal met de uitvindingen en de hackerspace begint al wat animo te krijgen. We wandelen naar een hoek waar een snackbar, beheerd door de Messe zelf, zijn luiken openheeft. De verkoopster heeft duidelijk een topdag, zo met al deze hongerige early birds. Met maar een fractie van haar hele aanbod weet ze iedereen van een kleffe hap te voorzien. Niet erg goedkoop ook, maar we hebben nu wel een gehaktbal achter de kiezen.
We lopen terug naar het hotel even langs de Kentucky Fried Chicken, die heel handig precies op de driesprong voor de drie hotels zit. De jongens willen wel wat kip-units, ik wil gewoon heel graag het kindermenu. Dat kost me het minste, en heeft de meeste dingen die ik lekker vind. Gelukkig zit er geen leeftijdsgrens op.
Na het eten ga ik terug naar de hotelkamer, Bas brengt Renze naar de zijne. Ik heb nu mooi de tijd om lekker te douchen, uit te pakken, en wat te lezen. Dus als Bas een uurtje later de kamer binnenkomt zit ik heerlijk rozig en duf op bed met mijn Harry Potter fanfiction in mijn handen. Nog steeds niet uit, dat boek? Nee, schade! Nog steeds niet!
Het is nog niet laat, dus Bas en ik gaan even een biertje drinken in de lounge. Ik neem een schwarzes Bier, een type dat ik ook in mijn kerstpakket had, thuis. Hij bevalt goed, maar nadien heb ik wel bijzonder veel zin om weer lekker te gaan slapen. Bas is nog aan tweede biertje bezig, dus ik vul aan met kraanwater. Daarna gaan we terug naar de kamer, en is het echt tijd om te slapen.
De eerste ochtend van de beurs staan we nog keurig op tijd op. Aankleden, tandenpoetsen, ontbijten… dat ontbijt kost wel een tientje, dus Bas geeft al aan het de volgende dagen te willen overslaan. Ik weet dat nog zo net niet. Als het een goed alternatief heeft, prima.
Fast-forward!
We wandelen naar de beurs, bekijken de tentoonstellingshallen, we hangen bij de hackerspace. Ik eet pannekoeken met Nutella, die wel vreselijk duur zijn. Ik zie leuke talks over privacy, social media, hacking. Ik kom Leon tegen, Andreas Gnau – die ik 5 jaar niet gezien heb!! – en Gerben en Paul, die ik nog van vroeger ken van Netgamez. Wat heerlijk, al die mensen! Ik maak het niet al te laat, opdat ik de volgende ochtend weer fris naar de eerste lezingen toe kan.
Donderdag
Ik heb ontbeten met een Nutella-pannenkoek en een kop koffie. In totaal geef ik daar zo’n zeven euro aan uit. Poeh, dan had ik beter dat ontbijt in het hotel kunnen nemen, dan heb ik voor 10 euro echt wel meer. Overdag ga ik naar lezingen en zit ik bij de hackerspace. Ik ben druk bezig met het in elkaar fröbelen van het ‘IDLE…’ bordje dat ik op mijn hoofd wil dragen. Ik ga even langs de supermarkten, de textielsupers, alles dat op het terrein zit. Ik kan het niet laten om gewoon even lekker te neuzen in wat Duitse winkels aanbieden.
Vroeg in de avond kom ik in de hackerspace aan de praat met een gezellige Duitse man genaamd Patrick, die lijkt op iemand die ik ken. Hij en zijn vrienden zullen vanavond naar ‘Hacker-Jeopardy’ gaan, een aangepaste vorm van de spelshow Jeopardy. Die wordt elke CCC gegeven, en schijnt erg leuk te zijn. Goed, zeg ik, ik haak aan. Ik maak snel nieuwe vrienden, zo blijkt. Jeopardy is inderdaad een leuke, goed bezochte show. We zitten in het publiek met grote glazen Tschunk, de hackercocktail met Club Mate, rum, limoentjes, suiker en ijs. Het Duits is af en toe moeilijk te volgen, maar de spelshow is gewoon hilarisch, juist omdat hij ook voor de Duitssprekenden wel moeilijk is. Iedereen troeft elkaar af, maar loopt vroeg of laat al z’n punten mis. We hebben heel wat plezier.
Daarna loop ik met het groepje terug naar de tentoonstellingshallen. Het is tegen twaalven, we halen nieuwe Tschunks. Patrick en een vriend willen alle uitvindingen nog wel even bekijken. Dus lopen we de hele hal af. Over loopbruggen, door tunnels, we bouwen met reusachtige legoblokken, en tekenen een eindeloos papier vol met krabbels. We klikken knopjes aan en uit, spelen met een digitale zandtafel, prikken stekkertjes in een audiokast, we kijken naar psychedelische beelden op grote schermen. Het besef van tijd raak je volledig kwijt hier.
Als we de hele hal rond zijn, is het – ik verzin dit niet – half drie ’s nachts. Ik heb nog haast geen slaap, maar het wordt wel tijd om gedag te zeggen. Na een warme knuffel wandel ik op mijn hotel aan. Bas is er nog niet. Mmmh, lekker mijn bed in.