In het kort
Met buurman en hackervriend Yvo een weekendje naar mijn blokhut in Helsa. Regen, kou, maar ook geitenwollen sokken, warme chocolademelk en bordspelletjes.
Met buurman en hackervriend Yvo een weekendje naar mijn blokhut in Helsa. Regen, kou, maar ook geitenwollen sokken, warme chocolademelk en bordspelletjes.
De afgelopen weken ben ik erg druk geweest – met werk, bestuur van theatersport, afspraken hier en daar… ik mag er wel weer eens tussenuit. En nee, in een jaar als dit – met wat wisseling van werk, is er geen ruimte voor lange zonovergoten vakanties in exquise oorden. Ik ga dit jaar lekker ‘dicht bij huis’ weg. Helsa in het voorjaar, Luxemburg in de zomer, en … Helsa in het najaar. Maar ditmaal ga ik niet alleen!
Ja, dit nieuws doet Adventura wel wat op zijn grondvesten trillen, niet? Maar niets is minder waar. Ik heb een fervent solo-reiziger gevonden, die geïntrigeerd was om wel eens met mij een weekendje weg te gaan. Dus hebben we plannen gemaakt, een datum geprikt, en vertrekken we deze ochtend naar het idyllische huisje nabij Kassel. De gegadigde: mijn buurman Yvo. Met amper 500 meter tussen onze appartementen pakken wij deze ochtend apart van elkaar in.
Yvo heeft me geappt, dat hij voor twaalven kan vertrekken. Dat stelt me natuurlijk iets teleur, want ik ben een vroege vogel die op een reis naar de Alpen al met genoegen om zes uur al in de trein zit. Maar, Yvo heeft een bepaalde gereserveerdheid, waar ik mij door de jaren dat we elkaar kennen, in heb aangepast. Een zekere rust ook. Ik zet de klok op elf uur en pak gemoedelijk in. Natuurlijk heb ik ook voor een kort tripje als dit een paklijst. Die volg ik op de voet, alles afstrepend wat ik op het bed klaarleg. Wat het bed weer verlaat krijgt een uitroeptekentje.
Ik ruim het huis op, voer de katten, app wat met Yvo. Krijg van theatersportvereniging Pro Deo allemaal vragen die ik links en rechts delegeer. Om kwart voor elf ben ik helemaal klaar. ‘Ik was om 9 uur al klaar’ appt Yvo me terug. Goed! Dat weet ik dus voor de volgende keer.
Mijn bagage bestaat vandaag uit 3 tassen: mijn vaste trekkingrugzak, een rugzak met spelletjes en eten, en een tas met mijn veldbed. Of ik dat laatste ga gebruiken weet ik niet; dat hangt af van hoe gemakkelijk het bed in de woonkamer dagelijks in- en uit te klappen is. Yvo slaapt in de slaapkamer.
Yvo rolt de auto voor (makkelijk, hij stond dichter bij mijn huis, dan bij het zijne) en we leggen de tassen achterin. Voor dit tripje heeft Yvo de auto van zijn vader te leen gekregen. Een robuuste Mercedes stationwagon, die lekker geruisloos over de Duitse snelwegen kan zoeven.
De trip verloopt spoedig. We kletsen wat af en bereiken weldra Dortmund. Wat me opvalt is dat de route ernaartoe niet veel verschilt van die van de trein. Er is geen brede snelweg; er is een typische Duitse autobaan met op- en afritten en een gedeelde derde baan in het midden. Van tijd tot tijd moet iedereen op zijn helft invoegen, omdat dan de tegenliggers vanaf daar een dubbele baan hebben. Al met al zorgt dat dat je een beetje behoudend blijft rijden.
Vanaf Dortmund hebben we wél een echte snelweg, om zo maar te zeggen. Met echte Staus, natuurlijk. Kilometerslange wegopbrekingen, soms met ernstig smalle betonnen sluizen waar je maar doorheen jakkert. Bijna geplet worden door gezellig links rijdende vrachtwagens is de orde van de dag. Gelukkig laat Yvo zich niet gek maken en rollen we lekker door.
Als we Kassel naderen, tegen tweeën, overkomt ons opeens een klein ongemak: de motorkap springt open. Een heel klein stukje maar, maar met 120 kilometer per uur willen we natuurlijk niet dat het ding opeens verticaal in ons gezicht klapt. Dus we sturen de auto braaf naar de vluchtstrook en Yvo wringt zich uit de auto – daarbij een laderkabeltje meepakkend, waarin hij verstrikt raakt, en een ongemakkelijk dansje moet doen terwijl de vrachtwagens langs hem heen scheren en ik de laderkabel binnenhaal. Gelukkig kan hij eenvoudig de motorkap dichtdrukken en kunnen we weer verder. Wel wordt er even een notitie naar zijn vader gestuurd.
Enkele tientallen kilometers verder, op een rondweg om Kassel, begint het te regenen. We praten wat, en voordat ik het doorheb stuurt Yvo de auto abrupt weer naar de vluchtstrook. Hij wijst op de enkele ruitenwisser, die midden op de ruit stilstaat. Regen gutst al gauw overal en vertroebelt ons zicht. We staan stil. Weer stapt Yvo uit de auto; ditmaal weet ik net op tijd het laderkabeltje weg te pakken. Yvo beweegt de ruitenwisser: dat gaat. Hij probeert het nog eens vanuit de auto: dat werkt niet. We staan stil.
Terwijl de regen over de ruiten stroomt, appt Yvo zijn vader. Wist hij al dat de ruitenwisser stuk was? ‘Ja’ luidt het antwoord van de thuisbasis. ‘Achterin ligt ook al een nieuwe ruitenwissermotor.’ Ik weet niet of ik blij of triest moet zijn met dit nieuws. Op de achterbank ligt inderdaad een simpel rood-wit doosje dat mij nog niet eerder opgevallen was. Daar staan we dan.
Yvo start de motor weer en rolt de auto rustig aan naar de volgende afrit, die gelukkig net voor ons in het verschiet ligt. Naarstig kijkend door de vertroebelde voorruit nemen we twee afslagen naar links en staan we op een parkeerplaatsje in een buitenwijk, op ongeveer een half uur van Helsa. Het internetbereik is hier ronduit matig. We bellen de ANWB. Ze kunnen op deze vrijdagmiddag een wagen sturen, maar die moet vanuit Nederland komen: over drie uur kan hij bij ons zijn. Met onze bestemming zo dichtbij vinden we dat een stom idee. Ik zoek met moeite naar een garagebedrijf en vind er één, maar aarzel om hem aan Yvo te melden. Maar; het is net tien minuten droog, dus lijkt het hem de beste keus. We rijden naar het adres, twee straten verder. Het blijkt het postadres van een online bandenservice te zijn. Pech…
Inmiddels is het weer gaan regenen. Zonder enig zicht door de voorruit rollen we het wijkje uit, voorzichtig een doorgaande weg over, op het parkeerterrein van een drankenhandel. Yvo kijkt me aan. Hij is er klaar mee. Het is onverantwoord om zo nog maar één meter verder te rijden. Ik heb dat zelf nog niet ervaren, dus ik heb moeite hem direct te geloven. We stappen uit – het is zowaar weer heel even droog – en op aanraden van Yvo’s TomTom lopen we naar een garagebedrijfje twee straten verderop. Uiteraard belemmert een ongelukkige wegopbreking ons een snelle doorsteek naar dat straatje. Maar we komen er.
Achter de balie van de kale, lege showroom met witte plavuizen zit een bourgondische Heinzl. Hij kijkt me aan en leunt achterover in zijn verschoten bureaustoel. In het Duits leg ik hem uit wat we hier doen en dat onze ruitenwisser kapot is. Heinzl wijst op de open deur rechts van hem. ‘Iedereen is naar huis, het is vrijdagmiddag’ verzucht hij. Ik kijk in de richting van zijn gebaar en zie zeker één monteur met een vies overall staan. ‘We hebben het onderdeel bij ons’ zeg ik stellig ‘en we kunnen het zelf, maar we hebben gereedschap en een droge werkplaats nodig. Bitte?’ Heinzl zucht en gaat rechtop zitten. ‘Feierabend’ zegt hij kort. Om de hoek zit een ADAC, de Duitse wegenwacht. Die zijn tot acht uur open en zullen het voor ons oplossen.
Zuchtend verlaten we de garage. We gaan eerst de auto halen, want de ADAC is wel een eind verderop. Het is inmiddels weer begonnen met regenen. Slim rollen we de auto van parkeerterrein naar parkeerterrein, zo drukke straten en verkeerslichten vermijdend. Maar dan moeten we toch echt de weg op. We voegen in naar links en rijden mee met het verkeer. De regen stroomt over de voorruit en alles wat ze zien zijn vage, troebele grauwe vlekken. Elke andere minuut steekt Yvo zijn arm uit het raam, beweegt de ruitenwisser op en neer, en tuurt dan door het schoongeveegde hoekje de weg op. Je hoofd uit het raam steken gaat niet – daarvoor regent het te hard. Plotseling bumpsen we aan de rechterkant over de stoepband. Oké, nu vind ik het ook officieel onverantwoord. Laten we die ADAC snel bereiken.
Dat doen we. Het is een zo mogelijk nog kleinere garage. We zetten de auto in een vrij hoekje en ik loop op de monteurs af, die met zijn drieën onder een auto op de brug staan. Eén van hen, een enorme beul met een vierkante kaak, stapt naar buiten toe op ons af. Hij zegt niks, hij gromt alleen wat. Ik steek van wal en leg weer uit wat we hier doen en wat er kapot is. Zijn blik flitst naar de Mercedes. ‘Schade’ zegt hij, ‘wij kunnen het onderdeel bestellen, dan is het er maandag. Wij mogen geen onderdelen inbouwen die u zelf meebrengt.’ Ik knipper met mijn ogen. Wat is dit! Ik snap hem wel – maar dit is de omgekeerde wereld! Ik bal mijn vuist achter mijn rug en snuif om tot een kalm antwoord te komen. ‘Hebt u een alternatief voor ons?’ glimlach ik. ‘Wij mogen geen spullen van derden inbouwen.’ Hij draait van me af en loopt weg. ‘Zo krijg ik problemen met mijn baas. Ga nu weg.’ dan voegt hij er zacht aan toe ‘…tweemaal links, deze straat uit. Daar vindt u garage Elan. Die doet het wel.’
Verbolgen kijk ik naar het gele bordje van de ADAC. Met zo’n behandeling kom je als ANWB’er niet op de voorkant van de Kampioen, meneer. Ik hoef echter ook geen dreun van deze knul, dus stappen we maar weer in en gaan we op weg. Yvo weet de ’tweemaal links’ wonderwel snel te vinden. Het regent weer zachtjes, nog altijd moet hij om de zoveel meter met zijn arm de ruitenwisser bewegen. Zo ook als we een volgende hoofdweg naderen en er een politiebusje recht voor ons optrekt. Ze rijden gelukkig door.
Garage Elan is zo gevonden. We rollen de ruime parkeerplaats van het tankstation op en parkeren onze auto achteraan tussen de andere wagens. Een goedlachse, drukke Turkse man komt ons tegemoet. Weer doe ik mijn verhaal. Hij glimlacht. ‘Eén uur – dan help ik jullie. Hierachter is een Kaufhaus – ga maar winkelen. In één uur help ik jullie.’ Ik brief het door aan Yvo. ‘Goed’ zegt die. Het aanbod om te gaan winkelen slaan we af. We installeren ons in de auto op de voorstoelen en pakken elk een boek. Zo lezen we het uur weg. De garage-eigenaar komt geregeld langsdrentelen. Hij praat met vrienden, rookt sigaretten, regelt de werkuren van het meisje van het tankstation, rookt nog wat sigaretten, prutst aan een auto, en keuvelt met zijn werknemers. Ik loop even heen en weer naar het tankstation en sla wat chocolade in. Als je dan toch moet wachten…
Ik SMS met Jonathan, de eigenaar van de Airbnb. Die vraagt of hij ons kan komen ophalen. Yvo schudt nee. We hebben veel losse baggage (maar Jonathan een grote SUV!) en hij wil liever bij de auto blijven. Ik ook, eigenlijk.
Na een klein uur komt de monteur op onze auto af. Hij gebaart Yvo de auto met zijn neus de garage in te rollen. Het gaat nu toch echt plaatsvinden! De man is blij dat we onze eigen vervangende motor meegebracht hebben. Als ik rondkijk in de smerige, overvolle werkplaats zie ik inderdaad her en der soortgelijke doosjes liggen. Voor de rest is de werkplaats typisch, en ook wat nostalgisch; afgezien van de enorme chaos ruikt het er als in de metaalwerkplaats waar mijn vader vroeger lesgaf. Een geur van olie, warm metaal, stof, op de achtergrond een blikkerige radio. Gereedschapskasten overal, schoonmaakpapier op rol, werktrolleys. Ik sta er rustig bij en tolk voor Yvo, terwijl de garagehouder schroefje voor schroefje de kappen van de motorkap af haalt. Ondertussen rookt hij sigaretjes, wuift hij klanten weg, plant hij nieuwe klanten in, en betaalt hij de tankstationmedewerkster uit. Vast een typische vrijdagmiddag voor hem.
Terwijl ik wat met hem praat over Duitsland, Turkije, en god weet ik wat, heeft hij opeens de motor te pakken. Hij haalt hem er voorzichtig uit en doet een nadere inspectie. ‘Ahaaa…’ zegt hij met een glimlach. Hij pakt een tang en draait een grote moer voorop het blad aan. Plaatst de motor terug. Gebaart Yvo dat hij de auto mag starten. Yvo zet de ruitenwisser aan en jawel, die slaat weer als een molenwiek over de ruit. We zuchten eens diep. ‘Ik maak ‘m weer dicht, rij ‘m er zo maar uit’ lacht de monteur hartelijk.
Als alles weer op z’n plek zit is het mijn beurt om naar voren te stappen. ‘Vertel, wat mag het ons kosten?’ ‘Vijftig euro’ lacht de man. Ja, daar zou ik ook om lachen. Met al zijn kunst- en vliegwerk tussendoor heeft hij net een kwartiertje onder de motorkap gekeken. Dat is snel verdiend. Maar Yvo en ik zijn beiden wel klaar met dit avontuur. Yvo betaalt, ik vraag een kwitantie, en zwaaiend rijden we weg. Kan de vakantie nu eindelijk beginnen?
We stellen de TomTom weer in en zetten vaart naar Helsa. Inderdaad, we zijn er zo. Oooh, die drie uur dat we hebben rondgereden in deze voorstadjes… het is inmiddels ook weer droog. Daar hadden we ook op kunnen wachten natuurlijk, maar dan had Yvo dit weekend nog eigenhandig de ruitenwisser moeten fiksen. En daar is vakantie niet voor.
We zetten de auto onderaan de weg onder de carport (ik vergeet even dat het gezin twee auto’s heeft) en klimmen omhoog. Jonathan staat al met hun dochtertje in de voortuin en duwt haar op de schommel. We worden hartelijk onthaald. Het huisje is al warmgestookt, het bankbed is opgemaakt (onpraktisch, want we willen eerst nog een paar uurtjes zitten). Het bureautje is verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor de tafel uit de keuken. Ik vind het heerlijk om weer terug te zijn. We maken de kachel verder aan en pakken rustig uit. Tijd voor avondeten.
Yvo biedt spontaan aan te koken, iets waar ik nu helemaal geen sjoege meer aan heb. Prima. Er zijn nog steeds niet bijster veel lampen in de woonkamer (behalve de oogverblindende plafonnière…), dus ik scharrel wat uit de slaapkamer op en zet die op de eettafel. Als we met z’n tweeën willen eten, of bordspelletjes spelen, hebben we toch wat degelijk licht nodig. Na het eten drinken we chocomel en thee. Yvo game’t op zijn Nintendo DS, ik schrijf in mijn boekje en internet wat. De zon gaat onder in het dal, het wordt langzaam schemerig.
We lopen in het donker nog even naar beneden, naar de auto. Ik trap bijna op een prachtige vuursalamander – gelukkig dat Yvo net even bijlicht. Naast wat praktische spullen haal ik ook Yvo’s kampeerstoeltje naar boven, opdat we meer comfortabele zitplaatsen hebben. Voor een beetje personal space wil je niet continu als sardientjes in blik naast elkaar op de bank zitten, en de witte caféstoelen bij de tafel zijn wel mooi, maar niet erg goed voor de rug. Boven bij het huisje lopen we over de veranda en zetten ons er even neer. Het is vanavond helder, dat zal het de komende avonden niet zijn. Daarom heeft Yvo zijn telescoop ook niet meegenomen. Ach, we kijken zo met het blote oog, en dat is ook al erg mooi. We benoemen wat sterrenbeelden, kijken naar de gloed in het dal, waarschijnlijk afkomstig van de lichten van Kassel. Dan gaan we naar binnen, maken beiden ons bed gereed, en gaan slapen.
Deze ochtend word ik vroeg wakker, om zes uur al. Van geschreeuw uit het dal. Eerst dringt het geluid moeizaam tot me door. Is er nou iemand aan het schreeuwen? Heeft iemand de bus gemist? Is er een gek uit de DRK-kliniek losgelaten? Nee, het is een haan, die beneden in het dal kraait. Hoe beter ik het geluid identificeer, hoe meer ik ook echt hoor dat het een haan is. Maar ik heb nooit beseft dat die zo klinken. Wat een streber, zeg.
Van zeven tot negen slaap ik weer verder. De haan houdt vanaf dat uur zijn kop. Om negen uur ruim ik het bed op en stook de haard warm. Yvo komt uit zijn slaapkamer en we doen samen de afwas. Dan bak ik mijn eitjes, terwijl Yvo ook ontbijt maakt.
Tegen half elf zitten we aan de koffie. We pakken wat kleins aan eten en drinken in onze tassen en beginnen aan een korte wandeling. Eerst bovenlangs, de achtertuin uit. Ik herken het paadje nog goed, al is het nu weelderig overgroeid met volle groene struiken. De grond is niet langer besneeuwd, maar overwoekerd met vaalgroen droog gras. Al gauw komen we bij de eerste dwarse boomstam, die er tot mijn verbazing nog ligt. Hier is dus heel de zomer geen zaag bij geweest. Het is even wrikken voordat ik over de stam heen ben. Yvo stapt er met zijn lange benen gewoon overheen. Dat is een gelukje, want voor de res is hij minder outdoorsy gekleed dan ik. Ik hoop vooral dat hij geen natte schoenen krijgt. We zijn namelijk nog even niet op de gewone weg.
We lopen nog een stuk door het woud en komen her en der omgeknakte bomen tegen, die ik ook allemaal nog herken. Ik heb er destijds heel wat foto’s van gemaakt. Eigenlijk dacht ik dat ze in de weken daarna wel rap zouden omvallen, of weggehaald zouden worden. Dat is dus niet gebeurd. We wringen ons een weg tussen de stammen door en komen op het pad dat het dal omzoomt. Daar gaan we rechts. Nog even een slinger het dal in, dan bij de Gabelung weer naar links, en we lopen heuvelafwaarts naar het dorp. Voor mij nog allemaal appeltje-eitje, al ben ik wel wat beteuterd dat het uitzicht naar Helsa toe nu helemaal overgroeid is. In de winter kon je er een prachtige foto maken, nu zie je alleen maar bladeren.
Ik loop met Yvo de route die ik destijds ook wandelde. Bovenlangs het dorp, de bocht naar beneden, tot we bovenaan bij de Fröbelstrasse zijn. Het moet ook niet al te moeilijk worden hè? We lopen de straat af, en ik kijk op naar de enorme witte seniorenappartementen die inmiddels hier verrezen zijn. Wat jammer voor de mensen die er achter op de heuvel wonen. Heel hun uitzicht weg.
Onderaan de weg staan we gelijk bij de Edeka. We halen biertjes, en eten voor zondag. Dan raken we in discussie over paneermeel. We hebben gehakt mee, dus Yvo wil wel gehaktballen. Maar daar moet paneermeel doorheen. Waar vind je dat in zo’n buurtsuper? Na alle rekken te zijn afgestruind vinden we een joekel van een pak onderin een schap. Aangezien mijn kleine looprugzakje al vol zal zitten met flesjes vind ik het geen jofel idee om dat hele pak mee te nemen. Bovendien hebben we maar een scheutje nodig. Yvo bedenkt dat hij ook wel brood in de oven kan bakken, en dat verkruimelen. Mij ook best. Uiteindelijk besluiten we gewoon geen gehaktballen te maken. Ook opgelost.
We rekenen de rest af. Ojee, daar is de kassadame weer – ik ben haar nog niet vergeten. De laatste keer dat ik tegenover haar stond, had ik vijf euro nogwat in contanten nodig, om met de tram mee te kunnen. Dat lukte toen maar net. Ik steek haar mijn pinpas toe en mompel iets van ‘card’. Gelijk denkt ze dat het een creditcard is. ‘Nee nee, EC Karte’ zeg ik er haastig bij. Met een frons steekt ze me het pinautomaatje toe en is werkelijk wat verbaasd als de transactie ook echt lukt. Betalen in Duitse buurtsupers… altijd spannend.
We snacken onze verse lunch op en Yvo is helemaal blij met zijn pretzel. (hij is even later ook helemaal niet blij als zijn pretzel op is…). We lopen het dorp weer uit, heuveltje op. Dat is wel erg steil, dat kun je niet ontkennen. Ik loop wat langzamer dan normaal zodat het voor beiden leuk blijft. Dan bereiken we bovenaan weer de ingang naar het smalle valeitje. We worden weer overschaduwd door hoge boomkruinen.
Naaldbomen zijn maar gekke dingen. Een enorme lange dunne stam, met hier en daar dorre scherpe takken, tot aan de top. Daar, in de top, een parmantig kerstboompje dat heel hard zijn best doet om net boven de andere kruintjes uit genoeg zonlicht te vangen. En dat waait dan maar zo’n beetje heen en weer.
Ik heb nog wel zin in meer wandelingen vandaag, maar eerst even uitrusten. Yvo maakt courgettesoep. Daarbij ontbreekt het hem aan aardig wat keukengerei en -ruimte, wat hij me geregeld laat horen. Ach ja. Als ik hier alleen ben mis ik niks, eigenlijk. Het is in zo’n vakantiehuisje altijd behelpen, en dit vakantiehuisje is duidelijk een aflegplek van alle oude spullen van de eigenaren. Je kunt geen volwaardige keuken verwachten als iemand er niet dagelijks woont. Ik nestel me op de bank en even later eten we soep.
Via een postservice stuur ik een kaartje naar mijn oma, met een kersverse foto van mij op de veranda erop. Daarna schrijf ik alle belevenissen bij in mijn boekje. Onkel Sven, de kat, komt langs. Hij staart zoals eerder weer op een triomfantelijke manier door de terrasdeur naar binnen. Ik haal hem even aan. Als ik naar de lucht kijk, zie ik dat het langzaam betrekt. Dat was alle zon voor dit weekend…
Tijd voor een spelletje. Yvo en ik blijken beide Carcassonne te hebben ingepakt. Ik heb ook Cards Against Humanity mee, maar dat vindt Yvo niet zo’n leuk spel. Dus dat blijft in de tas. We pakken Jaipur, nemen de regels weer even door, en gaan van start. Ik verlies eerst, maar word dan beter. We gaan feller spelen en jatten kaarten van de markt voordat de ander er z’n handel mee kan drijven. De stemming zit er weer goed in!
Na het spelletje trekken we een biertje open en gaan Finding Nemo kijken. Die staat, met heel wat andere (Duitse) films, hier in de kast. Gelukkig heeft de film gewoon Engels geluid. Heerlijk melige film is dat. Naderhand maken we elk ons bed op en gaan slapen.
Deze ochtend word ik weer lekker laat wakker, ondanks de wederom schreeuwende haan. Ik heb het rolgordijn aan de zuidkant dichtgedaan en het raam ook, dat scheelt al een hoop. Yvo komt ook zijn slaapkamer uitstommelen, en zo wandelen we de ochtend rond in pyjama. Ik maak weer ontbijt, en snaai wat van Yvo’s brood mee (hij heeft namelijk Nutella!).
Ik ga op de bank zitten lezen, Yvo zit naast me te gamen. Buiten is het grauw, windstil, maar wel echt herfstig. Heel af en toe piept de zon door, maar het wordt steeds minder. Terwijl we zo op de bank zitten hebben we ook wel heel nuttige, en uiterst vermakelijke discussies. Mijn liefde voor chocola is een terugkerend item, al moet ik zeggen dat Yvo onverwacht erg fan is van pretzels. Het smelten van chocola kun je prima vervloeibariseren noemen, maar weer niet liquideren. We hebben geregeld een miscommunicatie, en daar hebben we dan weer een discussie over. Heerlijk om zo te kunnen redeneren en analyseren – en als je een tijdje niets hoort, is de ander weer in game of boek verzonken.
Ik vind het tijd om me aan te kleden. Ik wil namelijk nog een stuk wandelen, ondanks het minder prettige weer. Yvo ziet dat niet zitten (slim) en blijft lekker in huis. Na gewik en geweeg over wat ik meeneem pak ik mijn DSLR wel in. Wandelrugzakje, emergency stroopwafel, water, regenjas. Dat water is eigenlijk direct al overbodig, want dat valt al zachtjes als een fijne nevel uit de hemel. Gelukkig loop ik voornamelijk onder de bomen.
Ik ga op pad. Onderaan de tuin kom ik Jonathan tegen. Hij staat bovenop het spiksplinternieuwe stroomhokje en schept aarde en houtsnippers terug op hun plaats. Hij vraagt me naar mijn mening over wat zaken in het huisje, dus ik geef wat tips en ideeën. Op zich wordt mijn Duits niet beter van iemand toeschreeuwen op een heuveltje in de regen, maar zeg nou zelf: Duits is daar wel weer de ideale taal voor. Jonathan geeft me nog complimenten op mijn leren hoedje. Na ons over en weer-geroep af te hebben gerond loop ik verder.
Eerst bij de gabelung rechtuit, de heuvel op zoals gisteren. Rechtsom met de bocht mee dit keer, niet rechtdoor naar het dorp. Ik maak een grote ronde, die ook een stuk het naastgelegen Ibachtal in gaat. Zo loop ik een half uurtje, drie kwartier. De natte nevel verandert langzaam in een miezerige regenbui. Ik merk het nog niet zo, omdat ik door de bossen loop. Maar mijn camera heeft er al last van, dus die gaat achter in de rugzak. Ik bewaar hem namelijk in een net niet passende filmcameratas, en er kan regen naar binnen sijpelen. Dat zou zonde zijn.
Aan het einde van het Ibachtal hoop ik echt op een scherpe bocht naar rechts, zodat ik bovenlangs terug kan lopen. Gelukkig, die is er. Het is verbazend hoe snel je stijgt in zo’n bocht in het pad. Na een paar honderd meter sta ik boven op de heuvel en kijk neer op het stuk pad waar ik net liep, vlak langs een verlaten huisje. Dat ligt nu echt meters en meters onder me. Hoe fantastisch groot is de natuur, en hoe klein voel je je als mens. Dat maakt dat ik me altijd nog het meest thuisvoel hier, en in de bergen nog veel meer.
Ik stap door, de motregen verandert langzaam in een hoosbui. Ik schuil onder een boom (dat helpt niet) en pak mijn regenjas uit. Stop mijn camera nog wat dieper weg en drapeer mijn buff-sjaal eroverheen. Zo, hopelijk vangt dat allemaal niet te veel regen. Mijn windstopperjack is tot dusver droog gebleven; ik kan me uitsschudden als een eend, en al het water valt van me af. Maar hoe langer ik loop, hoe minder waar dat wordt. Dus ik trek de rode regenjas maar aan.
Er komt een splitsing in het pad. Ga ik links of rechts? Beide wegen lijken goed. Ik heb gelukkig tegenwoordig gewoon data onderweg, dus ik pak Google Maps erbij. Mijn telefoon vindt de regen ook niet leuk: de nattigheid op het scherm zorgen ervoor dat zowel mijn vingers als druppels herkend worden als aanraking. Met moeite kan ik de kaartfunctie ertoe krijgen mijn locatie op te zoeken. Elke aanraking zorgt ervoor dat mijn telefoon als een malle schermen en apps laat zien. Ik stop de telefoon maar weer terug in mijn broekzak en hoop dat hij geen blijvende schade hieraan overhoudt.
Ik moet rechts. Later leer ik, dat links een weg is die als een slakkenhuis omhoog kronkelt, naar de top van de heuvel. Dat is leuk, maar niet voor nu. Ik vervolg mijn route om de heuvel heen en kom weer in het Lautenbachtal. Met wat goede wil denk ik zelfs de heuvelkam aan mijn linkerkant te kunnen herkennen. Wishful thinking, houd ik het op. Terwijl het om me heen giet van jewelste blijf ik relatief droog en warm. Het wandelt echt heerlijk zo, al moet ik me om de paar meter een beetje uitschudden.
Dan bereik ik weer een samenloop van wegen in het pad. Ik herkende ze als mijn startpunt boven het dorp. Fijn! Het werd onderhand wel eens tijd om weer huiswaarts te keren, niet zozeer voor mijzelf, maar meer voor de inhoud van mijn rugzakje. Ik loop het pad af richting het huisje. Dit pad is nog vrij nieuw, onverhard, en aangedrukt met geel kleizand. De bovenlaag van dat kleizand stroomt nu in twee smalle streepjes regenwater met mij mee het pad af. Het lijken wel riviertjes van koffiemelk!
Bij het huisje tref ik Yvo aan op de veranda. Hij is nog altijd in pyjama. De regen klettert echt mooi op het dak. Ik kom er een tijdje bij zitten. Onkel Sven heeft zich in een raamkozijntje gedrukt en zit daar te pitten, terwijl hij ons een beetje in de gaten houdt. Yvo bekent dat hij buiten zit, omdat hij binnen iets te fanatiek met de kachel aan de gang was. Inderdaad, binnen is het nog steeds zeer aangenaam warm. Maar dat deert niet. Ik wilde toch net douchen, dus dan heb ik het zeer zeker niet koud.
We spelen nog een spelletje Carcassonne, gevolgd door Jaipur. Voor het avondeten maak ik twee borden vol vlees, erwtjes en aardappelpuree. De avond gaat voorbij met nog meer bordspelletjes. We hadden ons voorgenomen ook nog Finding Dory te kijken, maar het wordt al laat. Morgen willen we bijtijds vertrekken. Dus we nestelen ons op de bank, ik drink mijn Schwarzbier.
Yvo game’t, en ik slinger wat internetpagina’s voor Pro Deo’s lustrum het web op. Tijd om te gaan slapen.
Om vijf uur ’s ochtends word ik wakker omdat ik naar het toilet moet. Geen probleem, ik zet niet eens mijn bril op. Ik ga zitten op het toilet en zie voor me in de douchebak een enorme spin. Daar heb ik geen bril voor nodig! Wat een joekel! Dit zijn de spinnen die ik heus thuis wel in mijn berging heb, maar gelukkig zelden in levende lijve aantref. Ook deze jongen is kennelijk per ongeluk in de badkamer beland.
Terwijl ik nog in roes van slaap naar hem zit te staren doet hij verwoede pogingen om uit de douchebak op te krabbelen, in mijn richting. Dat lukt hem niet, maar ik vind het sowieso wel welletjes. Ik ben klaar hier. Snel verlaat ik de badkamer en ga weer in mijn bed liggen. Helder nadenken over deze nieuwe huisgenoot doe ik later op de ochtend wel.
Inderdaad, op een christelijke tijd later die ochtend zit de spin nog steeds in de douchebak. Ik maak voorzichtig een foto. We weten nu wel dat hij er niet uit kan klimmen, maar hij is wel razendsnel. Ook al is mijn angst voor spinnen de laatste paar jaar drastisch afgenomen, oppakken en buiten zetten is niet echt een idee waar ik wild van word. Yvo heeft er ook niet zoveel behoefte aan, dus we laten de spin mooi zitten.
We pakken in, stoken de haard nog een beetje warm, ruimen het huisje op. Tegen tienen brengen we alle spullen weer naar de auto en laten het huisje achter. Ik sms Jonathan dat we vertrokken zijn, en meld hem daar natuurlijk even bij dat er een Riesengrosse Spider in de Duschwanne zit. Dat doe je toch voor elkaar.
Ondertussen is Yvo wat ongerust over de ruitenwisser. Ja, terug naar het begin van deze reis. We zijn keurig bij droog weer vertrokken, maar als het nou gaat regenen hebben we misschien weer een probleem. Die kans acht ik overigens niet zo groot; de moer was het probleem; die was in de loop der maanden of jaren losgetrild, die is nu weer stevig vastgezet. We gaan echt prima thuiskomen, daar hebben we immers ook nog de hele dag voor. Yvo maakt zich er wat meer druk om, dus hij probeert gelijk de ruitenwisser even uit wanneer we wegrijden. Het ding hapert eenmaal en doet het dan prima. Toch zet Yvo hem maar gauw weer uit. We kijken elkaar aan. ‘Hij haperde hè.’ ‘Ja.’ En zo gaan we op pad.
Tegen elven hebben we eventjes een paar spatjes regen, waarop ik grap over het aanzetten van de ruitenwisser. Dat hoeft gelukkig niet. Tegen tweeën zijn we thuis. Rijdend op de Westerval nabij Enschede komt er zowaar weer wat regen uit de lucht vallen. Nu zet Yvo vol enthousiasme de ruitenwisser aan. Die doet het als een zonnetje. Nou, hiephoi, we zijn weer thuis!