In het kort
Een weekje couchsurfen bij mijn Duitse nichtjes Sarah en Hanna in Hamburg, om ook een rit met de Flixbus te testen.
Een weekje couchsurfen bij mijn Duitse nichtjes Sarah en Hanna in Hamburg, om ook een rit met de Flixbus te testen.
Ik heb nog vakantiedagen op te maken. Daarom gun ik mezelf een weekje, vlak voor kerst, naar Hamburg. Liever was ik ook gelijk naar de CCC aldaar gegaan, maar die gaat vanwege Corona-beperkingen niet door. Dus ga ik gewoon bij mijn nichtjes Sarah en Hanna op bezoek, naar de kerstmarkt, en natuurlijk naar de Finse zeemanskerk – voor Finse hapjes!
Het inpakken wordt een leuke bedoening. Ik ga namelijk dit keer met de Flixbus. De Flixbus is een langeafstandsbus. Ik mag een handzaam rugzakje mee de cabine in, en een grote sporttas of koffer mee onder in de bus. Er moeten op de heenreis wat potjes pindakaas en pakjes stroopwafels mee, dus hoe zal ik alles inpakken?
Michel en ik staan rond negen uur op. Hij zet koffie en dekt de ontbijttafel. Daar lag gisteravond nog een heel grid aan reisspullen op, maar nu zit alles ingepakt en heb ik de tafel ‘vrijgegeven’ voor ontbijt. Het is me gelukt om één rugtasje, wederom het 6-euro rugtasje van de Wibra, wat een ding toch – vol te pakken met kleren, toilettas en meta-spul (opladers, sloffen, badpak). Dan het dikke koeltasje van Epartment vol met stroopwafels, pindakaas, Goudse kaas, en chocoladeletters. Én, voor baby Julen, het boekje ‘Nijntje vliegt’. Wordt nog een knappe uitdaging om dat voor te lezen, maar Julen heeft zijn eerste vliegreis al gehad, dus het zal zeker toepasselijk zijn in de latere jaren.
Om tien voor half elf stappen we in de auto. We zoeven eerst langs de manege, waar een chocoladeletter voor mij klaarligt. ‘Ha Heidi, de chocoladeletters liggen in het kantoor, kun je gelijk even…’ ‘nee! Ik ben onderweg naar m’n reisbus!’ Ik snaai snel mijn chocoladeletter mee, noteer mezelf als afwezig voor de les van maandagavond, en vlieg de manege weer uit. Naar het busstation!
Michel parkeert de auto ten noorden van het station en trekt een kaartje. We lopen onder het Randstadgebouw door naar de haltes. Het is zo koud. Ik ben gelukkig warm gekleed en houd Michel warm. ‘Zullen we in de auto gaan zitten, of ergens een koffie drinken?’ Ik vind dat laatste een prima idee, mits we maar uitzicht hebben op de Flixbushalte.
Bij het koffiebarretje aan het station halen we een espresso en hebben, als de Makro-vrachtwagen is weggerold, vrij uitzicht over de vertrekplaatsen. Ik ontwaar al wat andere reizigers met groene labels. Net als ik mijn espresso op heb, rolt de bus binnen. Ik snel naar buiten. Michel volgt me op de voet. Ik geef hem nog snel wat kussen en knuffels en dan mag ik de bus in. Mijn koeltasje met eten mag mee en hoeft niet onderin. De chauffeur doet geheel niet moeilijk over de maten van mijn bepakking. Fijn. Het koeltasje gaat in het bovenvak, mijn rugtas voor mijn voeten. Ik kies een plaats naast een meisje met rode krullen. Zij gaat naar een kerstmarkt in Münster.
Onze buschauffeur stelt zich voor als Busfahrer Klaus. Nou, wie het instructiefilmpje van Staplerfahrer Klaus heeft gezien… goed. Te vinden op Youtube, niet voor de zwakke maag. We rollen langs de normale wegen Enschede uit en bereiken rond kwart over twaalf Münster. Het stadsverkeer stokt een beetje, we moeten natuurlijk helemaal in het centrum zijn, dicht bij het station. Anders dan met een trein is dat gewoon wat lastiger. Hier geen groen of rood sein, maar minstens tien verkeerslichten die net allemaal op rood springen. De bus wurmt zich overal tussendoor.
We houden halt op een winderig pleintje met meerdere bussen. Ergens vierhonderd meter verderop ligt het treinstation. Ik heb niet veel zin daar heen te lopen. Mijn aansluitende bus komt pas over een uur, dus ik steek de straat over naar een paar kleine shops. De dönertent en kiosk met TL-verlichting sla ik maar over. Koffiehuisje Benami lijkt me perfect. Het is als de Bagels en Beans. Ik settel aan een tafeltje en bestel een lekker ontbijtje met een cappuccino. Nu een uurtje wachten…
Om 13:00 komt er een groep binnen die mijn stoeltjes aan hun tafel schuiven wil. Dat vind ik goed, als zij even op mijn tassen passen terwijl ik een pipi doe. Snel geregeld. Daarna pak ik in, reken ik af, en steek netjes via de zebra de straat weer over naar de standplaats. Er staan al twee Duitse meisjes, Silke en Meike. Ze hebben geshopt in Münster en hebben het nu al koud. Gedrieën stappen we rondjes over de bushalte, in hoop de bus aan te zien komen. Niks.
Een kwartier gaat voorbij. Een half uur. Tegen tien voor twee kijk ik weer op mijn horloge. Er staat geen wind, maar langzaam verkleumen we toch. Ik beweeg mijn vingers en mijn tenen en ben maar blij dat ik die warme groene jas aan heb gedaan. Ik pak mijn boek erbij en wandel naar een beschutter plekje. Na een paar bladzijden lezen zie ik dat Silke en Meike weglopen. Hebben ze een ander plan? Nee, ze steken netjes bij de zebra de straat over en gaan bij Benami binnen zitten. In de Flixbus-app zie je helemaal niks. ‘Op tijd’ vermeldt de businformatie. Nou, het is tien over twee, de bus is helemaal niet ‘op tijd’! Komt hij überhaupt nog wel? Hoe gaat dat bij Flixbus?
Ik denk inmiddels na of Flixbus in dat geval wel iets voor toekomstige reizen is. Ik houd ervan goed geïnformeerd te worden en ik houd ervan dat vervoer op tijd is. Met treinen betaal je wel wat meer, maar dan krijg je ook meer om op te vertrouwen. Aankondigingen bijvoorbeeld, en een vervangende trein, als het echt – heel – lang -duurt. We zitten nu al op bijna een uur, en ik weet niks.
Ik verkas naar de rand van het busterreintje opdat ik beter op straat kan kijken. Maar geen bus is geen bus, hoe ver je ook kan zien. Dus steek ik met tegenzin over en ga ook maar weer binnen staan bij Benami. Ik bestel een espresso to go en houd mijn ogen stijf op de deur gericht.
Na nog een kwartier wachten zie ik ein-de-lijk de Flixbus op het kruispunt verschijnen. ‘Daar issie!’ roep ik in het Duits achterom, en Meike en Silke kijken op. ‘De bus naar Kiel!’ om zeker te weten dat we het hier niet over de verkeerde hebben. Ik heb mijn espresso gelukkig al op en kan zo met tassen en al de straat over rennen. Dat doe ik en dat vindt het verkeer niet bepaald jofel. Pech. Als je eenmaal rent moet je niet stoppen. ‘Endlich’ glimlach ik naar de buschauffeur. ‘Ja’ zegt hij. Ik zie Silke en Meike niet achter me, dus ik informeer de buschauffeur dat er nog ‘zwei Mädel’ komen. ‘Ja’ zegt hij. ‘Die waren eerder ook al mee’. Hij begroet ze hartelijk, zet rustig aan al hun waren in de bus, en we kachelen op ons dooie gemakje Münster uit. Ik kan je wel vertellen dat met deze instelling ik wel begrijp waarom de bus hier al een uur vertraging heeft…
Gelukkig gaan we vlug de snelweg op en gaat het verder met 100 kilometer per uur. Er zitten in totaal maar tien mensen in de bus. Niemand naast me, dus al mijn spullen staan gewoon bij me. De saaie kille velden zoeven langs ons. We halen vrachtwagens in, er wordt naar ons getoeterd, en we worden ingehaald door echte Deutsche Raser , dikke Audi’s en BMW’s die met hun motorgeluid wel laten horen dat ze hier de koning van de weg zijn. We genieten ondertussen van allerhande popmuziek.
Bij Vechta kondigt de buschauffeur een stop aan, waarbij we allemaal echt maar vijf minuten de bus uit mogen. Niet langer! En oh ja, er is daar niks. Geen bus, geen trein, geen taxi. Dat wist ik al, en ik wil de bus ook niet uit. We stoppen op een grote Rastplatz langs de snelweg waar inderdaad niets is, behalve een tankstation en een shop. Daar staan we net wat te ver vanaf, dus ik ga ook geen moeite doen om daar een zoveelste koffie of iets lekkers te halen. Ik heb nog Corny-repen, water, en het toilet in de bus is ook prima. Al gauw wandelt de nieuwe Busfahrer binnen: een dikke oude man met woest blond haar. Hij begroet ons niet en stuurt de bus gauw weer de snelweg op. Terwijl de schemer invalt jakkeren we weer noordwaarts.
Inmiddels vind ik het tijd om mijn OV-ticket voor Hamburg te gaan boeken. Ik heb een beetje spijt dat ik dat niet eerder heb gedaan, fijn comfortabel vanuit huis, met al mijn betaalmogelijkheden at hand. Maar het zij zo. Moet zo gepiept zijn.
Ik had de Hamburg-app al, maar daarin kan ik de weekkaart niet terugvinden. Kennelijk moet ik de HVV-app hebben, ofwel de HVV-alles-in-één app, ofwel de HVV-switch app. Ik probeer beide. Ze installeren, niet. Ik pak de laptop erbij en doe nog een poging. De Android Playstore belooft de apps te installeren, maar ook dat is na een kwartier nog niet gebeurd. Ik swap maar naar 4G en tethering. Ik probeer het ticket te kopen via een account op de HVV-website. Betaalsystemen falen. 404’s Vliegen me om de oren. Wat een jammerlijke herhaling van mijn pogingen met de Kassel-card in het verleden! Wat zijn Duitsers toch enorm stupide met hun pogingen tot online verkeer. Verbaast me niks dat één van onze klanten nog steeds doorjakkert met zijn verroeste Magento 1-shop: ze hebben hier gewoon niet zoveel kaas gegeten van webshops en koppelingen met payment providers…
Ik meld Sarah en Hanna dat het me maar niet lukt om een weekkaart te kopen. Sarah probeert het vanaf haar Handy ook, vertelt ze later, maar een ticket voor een ander kopen lag toch wat ingewikkeld.
Ik switch weer naar 4G, kan eindelijk de HVV-apps op mijn telefoon installeren, en bestel dan vanaf de website het ticket. Na drie pogingen zie ik dat je vlák voor de creditcardbetaling nog snel moet inloggen. Ik train mijn vingervlugheid, ga nog eens door de checkout, en weet net op tijd Google mijn wachtwoord te laten invullen. Go! Het ticket is gekocht!
Het verschijnt ook in mijn app, met een mooie QR-code en wat andere tierelantijnen. Ik kan er denk ik prima mee door alle metropoortjes.
We bereiken Hamburg, rollen de stad in, en raken weer vast in het stadsverkeer. Deze stad is groot, met brede ringwegen, vierbaans-verkeer, hoge verlichte gebouwen en veel straatverlichting. We kruisen over sporen heen en ik denk het Centraal Station te zien. Daar moet ik straks op de U-Bahn stappen. Ik probeer me de weg terug al te herinneren. Dan draait de bus het Busbahnhof in en parkeert in een vak. Mooi. Ik maak nog een selfie en wandel door langs wat döner-tentjes.
Het tweede dönerhuisje ziet er uit alsof het met liefde door een man gerund wordt. Hij heeft veel meer in zijn vitrines liggen dan döner alleen en verkoopt het geduldig aan zijn klanten. Een man voor me krijgt een bord rijst met köfte, en geloof ik nog wat meer. ‘Doe mij hetzelfde’ zeg ik joviaal, want het lijkt erop dat dit echt door hem gemaakt is. Dus ik krijg voor een whopping € 10,40 (foei, en dat voor een bord eten, bedenk ik me te laat) een bord dampend hete köfte. Toegegeven, het is bijzonder smakelijk. Goed gekruid, lekker van smaak, zelfs de rijst, helemaal top. Maar dat bedrag? Ik zie de man voor me met een kommetje yoghurt en een flesje frisdrank zitten, hoorde dat er niet bij? Het boeit me ook niet want frisdrank en yoghurt hoef ik toch niet. Ik wil gewoon niet te veel betalen. Maar het smáákt. Ik vraag de kok waar hij vandaan komt. ‘Koerdistan’ zegt hij trots. Da’s goed, denk ik, daar komt Tania ook vandaan en die maakt haar eten ook met liefde.
Ondertussen appt Sarah dat haar man Nudel-Auflauf zal maken. Oops! Ik zeg dat ik al wat gegeten heb, maar er kan straks vast nog wel wat bij. Ik wandel richting Hauptbahnhof. Het is niet zo ver, en ook niet koud. Wel opletten op zwervers en dronkelappen hier. Je kunt merken dat dit een grote stad is. Ik vind de ingang naar de U-Bahn U2 richting Niendorf Nord snel en er komt ook gelijk een metro. Hupsakee, paar haltes mee, en ik sta weer bovengronds. Sarah komt me snel afhalen, haar man brengt de kleine naar bed.
Het avondeten staat al op tafel en er kan nog best wel wat bij in mijn maag. Na het eten ruimen we af en kletsen we wat. Baby Julen wil niet echt slapen, dus af en toe wordt er naar de slaapkamer gewandeld om hem weer even in slaap te sussen. Het is, zo vertelt Sarah, een huilbaby. Ze hebben al veel gedaan en hulp gezocht, en ze zijn nu vooral moe. Moe van alle oplossingen, moe van het waken en slapen met de baby. Toch, Julen is een leuke lachebek, en ja de eerste maanden zijn zwaar. Ze doen hun best, maken veel te veel excuses, ik red me wel. Ik hoop gewoon dat ik goed kan slapen vannacht. Nadat Marcos Julen weer op bed heeft gelegd, praat ik nog wat bij met Sarah. Daarna gaan we slapen.
Deze ochtend begint om zeven uur met vreemde dromen. Ik hoor gejammer in de verte en mijn dromen sluiten daarbij aan: in de ene droom is mijn ene kat behangen met decoratieve lapjes, bij wijze van experiment. Ik vind het vreselijk zielig voor haar. In een andere droom overkomt me ook iets waarvan ik me echt heel triest voel. Telkens word ik tussendoor wakker en hoor ik het gejammer aan het eind van de gang. Ik weet inmiddels dat het Julen is, die niet meer slapen wil. Maar ik wil wel slapen, dus dan draai ik me met die wetenschap weer om. Mijn dromen trekken zich daar werkelijk niets van aan. Om half tien word ik wakker en neem me voor om morgen de oordopjes klaar te leggen.
Zodra ik mijn kamer uit kom en in de woonkamer spiek, zie ik daar al keurig vier bordjes klaarstaan en lekkere ontbijtspullen. Sarah is al druk in de keuken. Marcos is Julen aan het vermaken. Vandaag komt huisvriend Markus hier brunchen en hij zal een zelfgebakken brood meebrengen.
Ik draal wat rond in het huis, typ wat op mijn telefoon, totdat Sarah voorstelt om nog even met Julen een rondje te gaan wandelen. In het geval dat Markus’ brood niet lekker is, hebben we ten minste wat achter de hand. Ik pak me in en zo gaan we te voet, met Julen bij Sarah in de draagzak. We lopen een heel eind door de woonwijk, door parken, langs mooie huizen. Veel bomen, sportvelden, en parkjes met kinderspeeltoestellen. Tussen de bomen veel typische Duitse appartementenblokken. Ik weet niet wat het is, leg ik Sarah uit, maar je kunt het zien; deze gebouwen zijn zo typisch Duits. Zijn het de vierkante ramen, de afstand daartussen, of de centrale portieken? Sarah weet het ook niet. Ze vindt wel dat je in Nederland zo handig naar binnen kunt kijken, door de grote ramen in de woonkamers, waarachter je dan mensen ziet TV-kijken of eten. Duitsers bouwen alles zo dicht, je ziet alleen maar of er een lamp aan is.
We slaan de hoek om en komen weer in de winkelstraat uit. Sarah weet een warme bakker waar het toevallig net rustig is. Ik zie zo gauw geen Schnittbrötchen, waar Michel zo van houdt, dus dat laat ik even. Sarah koopt een zak vol broodjes en wat zoetere varianten. Met een volle tas wandelen we terug naar huis.
Markus is iets verlaat. Ik staar op mijn telefoon, uit het raam, en zie een groengrijze wagen behendig afslaan op de rotonde. Dat moet Markus zijn. Zeker weten doe ik het niet, maar twee minuten later gaat de bel. We gaan aan tafel met Julen bij ons in de wipstoel. Hij giert van pret als we gekke gezichten naar hem trekken. Maar, er moet ook gegeten worden. Het zelfgebakken brood is lekker. Ik knabbel nog wat andere broodjes weg en drink bruiswater. Dan gaat Sarah van tafel om Julen voeding te geven in de andere kamer. We zien haar niet terug, ze is vast daar in slaap gesukkeld. Ook goed. De twee jongens praten door over politiek en meer, en ik volg het niet zo erg. Links en rechts weet ik nog wel, maar zodra ze er allemaal slang voor gebruiken wordt het lastig. Ik sta stilletjes op van tafel en ga douchen in de badkamer. Zoiets hoef je niet aan te kondigen, zeker niet aan twee mannen.
Na een frisse douche ruim ik nog wat van tafel af. Meer hoeft niet, vindt Marcos; misschien wil Sarah zo nog wat als ze terugkomt. Ik vind het oké en ga naar mijn eigen kamer. Even wat aan m’n laptop zitten en dingen plannen.
Sarah komt inderdaad terug en blijft nog een tijdje in de woonkamer met Markus en Marcos kletsen. Nadat Markus weer vertrokken is meldt ze, dat Hanna vandaag nog wel even wandelen wil. We zullen haar in het park treffen. Ik lanterfant nog wat rond in het huis en dan gaan we aan de wandel. Julen gaat mee in de wandelwagen. Helemaal ingepakt met twee mutsjes op, grote pretogen wanneer hij ons aankijkt.
We lopen ongeveer weer dezelfde ronde als vanochtend. Halverwege op een pad zie ik opeens een bekend silhouet. Hanna! ‘Warte mal warte mal!’ roept ze terwijl ze haar mondmasker achter haar oren haakt. Dan stuiven we op elkaar af en doen een omhelzings-rondedansje. Gekke nichtjes dat we zijn 🙂 Ik geef haar de los verpakte stroopwafel, die ze gelijk oppeuzelt.
We lopen een paar blokken verder en maken een leuke selfie van ons vier. Hanna loopt mee tot aan Sarah’s huis. Ik heb nog eten voor haar, en haar tas is gelukkig groot genoeg om het mee te nemen. Trots geef ik het pakje stroopwafels en de pindakaas aan haar. Dan gaan we even de keuken in opdat de zusjes het blok kaas kunnen verdelen. Het is namelijk zó groot, dat het vast niet op tijd op komt als Hanna het helemaal meeneemt! Dus wordt met veel gegiechel het mes erin gezet opdat ieder een helft krijgt.
Later deze week zal ik naar Hanna’s huis verkassen en zullen we ook Harald nog opzoeken. Maar vooralsnog wil ze even bijkomen van haar vakantie op Sicilië en het griepje dat ze daarna kreeg. Ze wil ook haar vriend even niet zien. Vriend? Roep ik uit. Ja, ze heeft al ongeveer tien jaar een vriend. Wist ik niet. Heeft ze goed verborgen gehouden! En met reden, zegt ze; zo werkt hun relatie. Niet te klef.
Terug thuis aangekomen is het nog niet echt etenstijd. Dus ik verschans me weer in mijn kamer en typ er nog lustig wat op los. Marcos, Sarah en Julen liggen te slapen. Dat hebben ze ook wel even verdiend. Volgens mij slapen ze echt heel weinig deze weken. Toch blijven ze er nuchter onder en hebben zelfs mij te gast. Stilletjes zit ik in mijn slaapkamer. Ik sneak even naar de keuken en vind in de koelkast wat ik verwachtte: de bak met overgebleven wortel- en paprikareepjes. Ik sluip terug naar de slaapkamer en knabbel alles op.
Tegen half zes hoor ik geluiden uit de slaapkamer. Het drietal is weer wakker, Julen nog wel het meest. Die baby lijkt echt eindeloze energie te hebben. Met een beetje gymnastiek wordt Julen op Sarah’s rug in de draagzak gezet. Zo kan ze met hem door het huis lopen, en dat vindt Julen eigenlijk wel erg leuk. Hij raakt nu niet zo snel verveeld. We pakken de vaatwasser uit en ruimen de keuken op. Dan beslissen we wat we gaan eten. Het was al bedacht om wat te laten bezorgen, dus we kiezen Indiaas. Ik heb wonderwel Sarah’s rekeningnummer nog in mijn app staan, dus ik ben zo netjes en betaal het gelijk terug. Dan nog wachten op de bezorger…
Het arriveert redelijk snel en we kunnen ontwaren wat van wie is. Ik heb een mango/rijstcombinatie met tofu in plaats van kip. Moet ook eens kunnen. Maar hoe knapperig gebakken de tofu ook is, ik vind het maar smakeloos spul. Volgende keer maar weer kip dan. Na het eten ruim ik weer af terwijl Sarah en Marcos Julen de voeding geven en naar bed brengen.
Ik trek mijn jas weer aan en meld Sarah dat ik nog een rondje met de tram ga maken richting Landungsbrücken. Dat is helemaal aan de Elbekade. Het lijkt me leuk om die bij avond te zien. Ik weet mijn weg te vinden richting de juiste U-Bahnstops en binnen twintig minuten ruik ik de zilte geur van de Elbe in mijn neus. Ik maak foto’s van de Elbe en de skyline met de honderden lichtjes. Na wat wandelen door de kou bekruipt me het gevoel dat ik toch een pipi moet. Tsja, zo op zondagavond is er geen winkel met toilet open. Een openbaar toilet hier op de kade vind ik ook geen aantrekkelijk idee. Dus ik ga de reis weer in omgekeerde richting maken, opdat ik op tijd thuis ben.
Ik vind de metro’s eenvoudig en leg mijn reis af alsof ik hier een ware local ben. Voor ik het weet sta ik weer in Sarah’s straat en steek ik mijn sleutel in het slot. Sarah en Marcos blijken nog samen TV te zitten kijken, dus ik ga er heel even bij zitten en zeg ze dan goedenacht. Marcos gaat al slapen, Sarah neemt nog even wat tijd voor zichzelf op de bank. Ik gun het haar van harte.
Ik heb wat onrustig geslapen, wat er was wederom babygehuil. Ditmaal niet op christelijke tijden en niet van Julen. De buurvrouw, zo weet Sarah, heeft een dochter met een baby. Ook die baby huilt nu en dan, en zodoende weten we dat hij regelmatig logeert bij oma. Hij ligt precies aan de andere kant van mijn logeerkamermuur. In de nacht huilt hij enkele keren, en hij wordt niet direct door zijn moeder gesust.
Ik weet dat dit een techniek is die ik zelf aanmoedig, maar voor mij is dit nu niet zo’n pretje. Ik hoop dus maar vurig dat de jengelaar gauw weer intukt. Halverwege de nacht begint het gesnik en gesnotter opnieuw, dus ik trek mijn klaargelegde oordopjes uit hun hoesje en pit verder. Het helpt aardig goed.
In de ochtend hoor ik ook Julen wakkerworden, maar die is vrij gauw weer stil. Stereogeluid is nog niet gelukt. Wat een werk heb je er toch aan.
Dan tik ik onhandig het hoesje van mijn oordopjes van de vensterbank af. Shit, waar liggen ze? Ik wil het rolgordijn ietsje optrekken, maar in plaats daarvan gaat alleen maar verder en verder naar de grond. Shit, wat is dit? Het rolgordijn flapt op mijn spullen en is bovenaan totaal van de rol af. Eraan trekken heeft geen zin meer, hij veert niet op. Ik stap uit bed en ga pardoes op het oplaadsnoer van mijn telefoon staan, die ik daarmee grof uit de telefoon ruk. Shit, dat is niet goed! Ik klim maar met één voet op bed en begin het rolgordijn op te rollen in de enige richting die wil. Wat dit me oplevert weet ik niet, maar er komt nu ten minste weer licht de kamer in. Morgen zoek ik met Sarah en Marcos wel uit of dit fixen of vervangen betekent. Nu ik licht heb kan ik de oordopjes zoeken. Ze liggen verder weg dan ik dacht. Dan het oplaadsnoer weer de telefoon in… die laadt gelukkig ook nog op. Ik rol terug mijn bed in en houd het even voor gezien.
Zodra ik om half negen wakkerword, Google ik wat naar oplossingen voor dit rolgordijn. Ikea adverteert echter zo goed met hun dozijn aan rolgordijnen, dat je alleen maar links naar Ikea zelf krijgt. gelukkig vind ik één linkje waarop simpel staat: rol het gordijn helemaal tegendraads op tot het bovenaan op de rol zit. Dat activeert het treksysteem weer. Zonder enige hoop klim ik maar weer op het bed en doe dat, en verhip! Opeens zoeft het gordijn weer naar boven en beneden alsof het nooit anders gedaan heeft.
Een beetje verbaasd over mijn fix gun ik mezelf nog maar een extra half uur in bed.
Als ik opsta is het fluisterstil in huis. Ik neem aan dat Sarah en Julen slapen, en dat Marcos naar zijn werk is. Wat hij daarover had gezegd begreep ik niet helemaal, maar het kwam neer op een soort eigen gepland ouderschapsverlof omdat hij Sarah niet in alles alleen wilde laten. You go guy!
Er staan nog ontbijtspullen op tafel. Voor de eerste keer valt me op dat er een vers bosje tulpen staat. Wat lief, Hollandse tulpen! Vast omdat ik kwam, want zo lang staan ze er nog niet. In de schemer maak ik yoghurt met muesli en maak ik crackers met hummus. Op de ontbijttafel vind ik nog twee schijven brood en boter. Dat gaat er ook wel in, ik moet straks een heel eind door de stad.
Na het ontbijt ruim ik de tafel geheel af en zet zo veel mogelijk stilletjes in de vaatwasser. Dan hoeft Sarah dat niet straks te doen. Bij het aankleden sta ik een tijdje uit het raam van mijn kamer te turen. Aan de overzijde gaat een man zijn huis binnen met een fiets aan de hand. Ernaast staat een mannetje voor de ruit van de ‘cadeauwinkel’ wat natuurlijk gewoon een growshop met extra’s van AliExpress is. Verderop komt opeens fietser achter het appartementenblok vandaan met een ingesnoerde kerstboom onder zijn arm. Kerst! Vlak voor me, door het parkje, komt een stoet stuiterende en rennende kleuters voorbij, gevolgd door hun kdv-leidsters. Die trekken twee rode bolderkarren waarin de wat luiere kleuters en peuters zich bevinden. Zo veel kleine kinderen op straat hier gedurende de dag, ook allemaal met felle wollen mutsjes, wantjes met een koord door de mouwen, en regenlaarsjes. Ik zeg je, typisch Duitse kinderen. Alleen dat superveilige hardcase schooltasje met fluoriserende strepen ontbreekt. Die hadden ze vanochtend toen ze naar hun kdv gingen natuurlijk allemaal wél op. Dit is Duitsland ten voeten uit.
Ik kleed me verder aan met een warme merinowollen onderbroek onder mijn reisbroek. Een t-shirt, een trui, en een vest, allemaal merino. Jas aan, hoed op, nog éven een pipi. Ik kan niet vaak genoeg gaan, ik vind dat onderweg zo vervelend.
Zodra ik de deur uit wil, hoor ik Julen jammeren. Ik verwacht dat Sarah wakker is, dus ik roep nog zachtjes ‘Tschüss!’ en trek de deur achter me dicht. Op naar de Bijoux Brigitte. Sinds die winkel niet meer in Enschede zit is het op reis een klein Mekka voor me geworden. Er zit een limiet aan de hoeveelheid bijzondere oorbellen die een mens kan hebben, maar toch ga ik er vandaag even kijken.
Ik kom eerst langs de Tschibo, die ik verwar met de Butler. Okay, lemme explain. De Butler heb ik gisteravond gezien, toen ik uit de metro kwam en éven bij de Bijoux Brigitte ging kijken. Dit lijkt een soort Xenos, maar dan iets meer high class en op dit moment puur op kerst gericht. Daar wil ik sowieso vandaag even kijken. Per ongeluk loop ik de naastgelegen Tschibo in en ik snap er geen kont van. Achter in de winkel is een koffiebalie. Links achterin hangt dameslingerie en liggen er cozy huispakken. Linksvoorin zie ik truien, mutsen, en pyjama’s. Rechts alleen maar schappen vol met trendy electronische gadgets. In het midden een displaytafel met een keur aan koffie in cadeauverpakking. Waar ben ik beland?!
Schoorvoetend bestel ik dan maar een espresso to go (ik had immers nog geen koffie gehad), die wonderwel best wel lekker smaakt en ook niet bijster veel kost. Terwijl ik ervan nip kijk ik vol verbazing het kleine winkeltje rond. Er loopt ook voldoende volk binnen, alsof dit gewoon de supermarkt is. Ik ben totaal begeistert waarom een koffiemerk een zo brede collectie aan hippe goodies in een winkel verkoopt, maar in Duitsland is dit kennelijk de gewoonste zaak van de wereld.
Ik loop naar buiten en maak een u-bocht zo de Butler in. Ah, een overdadige kerstmeuk-winkel. Geurkaarsen, breekbare spullen, aardewerk, veel rendieren… need I go on? Ik slenter wat door de schappen en besef pijnlijk dat ik nu toch echt aan het winkelen ben. Ik! Verschrikkelijk. En je weet het, winkelen kost vaak geld. Dit ben ik niet. Ik vergaap me aan alle stofjes, vormpjes, kleurtjes en patroontjes, en koop uiteindelijk een pakje servetten met alpenprint. Veel te duur, maar weet je, ze liggen vast nog honderd jaar in mijn huis en zo lang ga ik er ook van genieten. Na de kassa (waar een mijnheer mij onbedoeld klemzet tussen een kaartenmolen) vind ik nog een hele muur met uitzonderlijke kerst’ballen’. Van rainbow unicorn floaties tot hamburgers (pun intended) en van laptops tot Mick Jagger, van alles is een glazen kerstbal te vinden. Verder niet mijn ding en onmogelijk mee naar huis te nemen, dus ik weet me gered door het kassameisje dat de kaartenmolen wegrolt en maak mijn weg naar buiten.
Nu eindelijk de Bijoux Brigitte in. Hoezeer ik ook vind dat ik écht al genoeg oorbellen heb, en dat je ze beter tweedehands, of via Marktplaats kunt overnemen, …ik vind weer een paar uitzonderlijke. Als er een sector op een gekke manier getroffen is door inflatie dan zijn het de Schmuckwaren wel. De prijzen voor oorbellen zijn werkelijk waar verdubbeld. Maar ik betaal het. Dit is mijn souvenir, niemand gaat me hierin tegenhouden. Met een tasje vol gaafs loop ik de winkel uit.
Hè, het regent. Waar wilde ik nog heen? De Edeka, om de provisiekast hier wat te spekken. Ik loop er bijna aan voorbij, en als ik binnen sta, merk ik dat de ingang wel op een heel rare plek zit. Maargoed, ik vind mijn weg wel. Ik vind een aantal specifieke Duitse én Zuidtiroolse etenswaren. Met name de Vipiteno Sterzing honingyoghurt. Die is hemels ! Ik kan het niet laten, ik pak een mandje, en laad vier potjes in. Ik ben gek op dat spul. Geen andere yoghurt smaakt hetzelfde.
Voor Michel vind ik ook wat typische etenswaren. Ze kunnen op mijn terugreis mee in de koeltas, die is toch al bijna leeg. Met een rugtasje vol keer ik eerst weer terug naar Sarah’s huis.
Daar tref ik zowel Sarah als Marcos aan, die net Julen aan het inpakken zijn. Ze gaan gedrieën naar de tandarts. Sarah heeft een controle en Julen mag voor het eerst zijn vier tandjes laten zien. Ik zwaai ze uit en zet dan mijn laptop op tafel. Zo, even lunchen en het blog bijwerken. Vanmiddag maar weer de deur uit.
Ik pak de U2 in de richting van Schlump en ga vanaf daar wandelen. Het motregent, dat is wel jammer, maar met mijn dubbele broek en mijn drie lagen merino onder de jas heb ik het echt heerlijk warm. Hoedje op, lekker doorstiefelen. Mijn jas is nat maar hij raakt niet doorweekt. Mijn hoedje belet dat er regen in mijn ogen spat. Oh heerlijk loop ik de straten van Hamburg door, alsof ik er al jaren kom.
Ik bereik de drukke Grindelallee en buig af naar links. Dan steek ik de straat over en loop ik tussen grote appartementenblokken van gele steen. De appartementen hebben louter Franse balkons, wat een armoe moet dat zijn. Sommige bewoners presteren het om zelfs op dat ene richeltje nog een santenkraam aan planten, decoratie, en zelfs kinderfietsjes te zetten.
Ik loop een stuk door tussen de blokken en check in de drupregen mijn telefoon. Het Bezirksamt Eimsbüttel moet hier ergens kantoor houden. Ik loop onder een lange luifel door en werp door het glas een blik naar binnen. HEE! DE PATERNOSTER! Ik zoek snel een deur in de wand en loop opgewekt naar binnen. In de schemerige hal staat alleen een formica tafeltje met een man op een stoel erachter. Hij kijkt verbaasd en wil weten wat ik kom doen. Ik leg hem uit over de lift en hij begrijpt het gelijk. ‘Je hebt geluk’ zegt hij zelfs ‘we hebben er twee hier, maar die aan de andere kant van het gebouw is tijdelijk stuk. Er zijn maar drie werkende paternosterliften in heel Duitsland.’ ‘Eh’ zeg ik ‘er zijn er meer hoor, ik heb een heel lijstje!’ maar daar gaat hij niet op in. Ik bemerk zijn trots dus ik laat het zo. ‘En’ vult hij blij aan ‘deze kun je niet alleen bekijken, je kunt er ook een ritje in maken!’ Hier word ik weer dolenthousiast van. Snel stiefel ik door naar de lift, die tijdens ons gesprek al ettelijke rondjes heeft gemaakt.
Eerst fotografeer ik hem, dan stap ik in. Ik mag tot de elfde verdieping, heeft de man gezegd; daarna moet ik uitstappen en is er nog een klein trapje naar boven. Gewoon naar boven komen is al een leuke bezigheid. Ik stap op diverse verdiepingen even uit de lift, ga weer mee naar beneden, stap weer uit, ga weer omhoog. Ik maak foto’s en filmpjes. Op maar één verdieping kom ik iemand tegen. Ook hij benadrukt me hoe bijzonder deze lift is. En dat hij er alleen nog is, omdat dit gebouw onder monumentenbescherming staat en er niets aan veranderen mag.
Hoewel deze paternoster niet heel mooi is om te zien – eigenlijk gewoon een stroom glanzende blikjes – is dit het eerste exemplaar van een lift, waar ik nooit dacht echt in te zullen staan. Ik ben als een kind zo blij. Nadat ik de twaalfde verdieping heb bereikt (via de trap) reis ik weer in etappes terug naar beneden. Bij de laatste verdieping lees ik de waarschuwing dat de lift hier eindigt ‘en dat verder meeliften ongevaarlijk is’ maar toch durf ik het niet aan om me door de kelder weer omhoog te laten vervoeren. Je wordt niet geplet, en je eindigt ook niet op zijn kop, maar het is gewoon niet de bedoeling. Dus stap ik netjes op de begane grond weer uit. Ik groet de man achter zijn tafeltje nogmaals. Ik ben zo blij, dat hij er ook van moet lachen. Ja, dat zo’n ervaring iemands dag helemaal goed kan maken!
Glunderend wandel ik naar buiten, de grauwe regen in.
Ik ga nog even langs de Lidl en loop dan noordwaarts richting Hoheluftbrücke. Daar stap ik op de U3 naar Schlump en vanaf daar op de U2 naar huis. Alles vlotjes. Tijd voor avondeten!
Als ik thuiskom zijn Sarah, Marcos en Julen er. Ik kleed me om opdat ik het binnen niet zo warm heb. Sarah doet de was. De twee slipjes die ik vanochtend in de wasbak heb gespoeld, kunnen nog wel een rondje mee met haar was. Zijn ze mooi echt schoon, en heb ik voor de rest van de week genoeg.
We moeten nog even langs de groentewinkel voor onze pompoensoep, meldt Sarah. Dat is leuk, want de eigenaar van de groentewinkel is stapelgek op Julen. Dus hij wordt in de wagen geladen en we steken de straat over. Nee, het is niet moeilijk, in deze buurt is alles dichtbij. Ik merk wel hoe koud het eigenlijk is nu ik niet mijn warme merinolaagjes aan heb. In een mum van tijd staan we binnen in de winkel. Nadat de eigenaar met de aanwezige klanten klaar is buigt hij zich enthousiast over de wandelwagen. Met ‘stapelgek’ is geen woord te veel gezegd. Deze man leeft voor kinderen. Hij maakt Julen aan het lachen met allerlei groente, knuffelt hem, betrekt hem in alles. Ze hebben echt schik met elkaar.
Ondertussen geeft hij Sarah een tas rode bieten en pepers, en zoekt zij wat dingen uit. Uiteraard moet er een grote kurbis mee voor onze soep. We blijven nog lang praten met de winkelier, maar we moeten nog door. Sarah heeft een ’to good to go’ voucher bij de cheesecakewinkel twee straten verderop. Die moeten we verzilveren voordat de winkel sluit. Dus we rollen de wandelwagen naar het hippe koffiehuisje en halen onze deal op. Onderweg maak ik wat foto’s en praten we over van alles.
Thuis maken we soep. Sarah en ik choppen wat groente, Marcos slacht de pompoen, en we gooien alles in de pan. Daarna houdt Sarah zich met Julen bezig, Marcos zet de staafmixer in de pan zodra de soep een beetje gaar wordt, en ik lees wat bij op mijn telefoon. Mooi teamwork. Dan moet Julen wel gevoerd worden en naar bed, dus ik ga nog even naar mijn kamer. Maar de soep is klaar en mijn maag rammelt. Ik hoop meer en meer dat we zo aan tafel kunnen. Dan komt Marcos de slaapkamer uit. ‘Sarah kommt gleich, wir können essen’. Dan zet Julen het weer op een snikken en wordt het plan anders. Sarah komt met mij eten en Marcos sust Julen weer in slaap. Marcos sluit zich later weer aan en eet nog twee bordjes pompoensoep. Daarna hebben we onze overheerlijke cheesecake. We praten nog wat over hobby’s en kijken video’s, als Julen opeens van zich laat horen. En hij stopt ook niet. Beide jonge ouders trekken zich maar terug in de slaapkamer. Ik ruim een beetje af.
Na ettelijke pogingen Julen weer in slaap te krijgen besluiten ze er maar bij te gaan liggen. ‘Zal ik de was nog even ophangen?’ vraag ik Marcos. ‘De was…’ hij wil eigenlijk nee zeggen, maar neemt het aanbod aan. Fijn, dan kan ik nog wat doen! Zachtjes pak ik wasmand en wasrek uit de Wintergarten en haal de machine leeg. De was ruikt heerlijk fris en is een plezier om op het rek te hangen. Bij de laatste dingetjes komt Sarah terug en is zichtbaar blij. Zelf was ze de was vergeten en wilde het laten liggen tot morgen, wat eigenlijk niet kan. Als ik klaar ben ruimen we het laatste eten en drinken van tafel en zeggen goedenacht.
Ik word weer tegen tienen wakker, nadat ik in de ochtend Julen af en aan heb gehoord. Ik slaap er inmiddels wel doorheen, maar voor Sarah en Marcos is het niet prettig.
Vandaag ga ik in de ochtend een beetje lanterfanten, en in de middag naar de Finse Zeemanskerk. Die is namelijk pas vanaf twee uur geopend.
Ik ontbijt heel stilletjes in het ochtendlicht van de woonkamer. De was, op het rek achter me, is bijna droog. Ik zal hem zo wel opvouwen. Na een kopje oude koffie en een kom yoghurt met muesli klaar ik dat klusje. Nog niet alles kan van het wasrek, maar het is een start.
Zodra ik me klaarmaak om te vertrekken komt Marcos thuis. Hij heeft zijn wielrenfiets ter reparatie weggebracht, begrijp ik. Sarah wordt ook wakker en komt met Julen op de arm de slaapkamer uit. Ze heeft heel kleine oogjes. ‘Drie pogingen, een half uur slaap’ verzucht ze. Marcos schudt ook zijn hoofd. Hoe lang gaat dit nog zo door? Ze zien er allebei uitgeblust uit. Ik laat ze maar alleen.
Ik maak een wandeling richting de winkels, noordwaarts met de klok mee. Het stratenplan hier is niet zo moeilijk en zo zie je nog wat nieuws. Ik zeg je: vooral typisch Duitse appartementengebouwen en parkjes met kinderspeelplaatsjes. Ik verwacht ook gewoon niet anders meer hier. Al gauw bereik ik de winkelstraat weer en ga richting cheesecake-shop. Toen we gisteren cheesecake hadden, had Sarah namelijk geen stuk. De vegan opties waren op, en in alle anderen zit melkvet, iets waar ze al jaren allergisch voor is. Dus heb ik beloofd dat, op 6 december, ‘Sinterklaas’ een stukje voor haar gaat meebrengen.
Maar, voordat ik de taartjeswinkel bereik, kom ik langs de 2nd hand shop. Daar kwamen we gisteravond ook langs. ‘Ze verkopen hier per kilo’ wist Sarah me te vertellen. De kleren die je uitzoekt worden gewogen, en afhankelijk van of het de eerste of de tweede week is (te zien aan een groen of rood verkeerslicht in de zaak) is je prijs laag, of nog lager. ‘Maar’ zegt Sarah ‘het is niet echt waar voor je geld. Best wel duur nog eigenlijk’. Ik maak al auw het rekensommetje dat je dan geen goedkope zooi van zware materialen moet kopen, maar hé, dat ga ik vandaag zelf ervaren.
Op goed geluk stap ik de winkel binnen. Rechts kinderkleding, links van alles voor mannen en vrouwen. Ik struin door de rekken. Eigenlijk heb ik niets nodig, maar wie weet vind ik een bijzondere jurk of trui.
En die trui vind ik. Halverwege een rek hangt een nette witte wollen trui met rode en blauwe bretonse strepen. De iconische trui van Lena Furberg’s ‘Molly’. De trui die ik al jaren aan het zoeken dan wel namaken ben (alle pogingen dusver vastgelopen). Het is maat S, maar hij lijkt behoorlijk ruim. Hij is van wol en kasjmier en is echt keurig, geen pluisje of wat. Verguld neem ik hem mee terwijl ik nog wat andere kleding probeer. In het pashokje doe ik hem aan en hij zit perfect, ondanks de kleine maat. Ik maak snel een foto en ga dan naar de kassa. De schade? Zes euro twintig. Nu ben ik helemaal blij.
Wat het is met deze winkel, trouwens, is dat je genoeg onzin kunt kopen waar je je hier helemaal blauw aan betaalt. Dat moet je gewoon niet doen. Zware spijkerbroeken, lange jurken, jassen: gewoon niet doen. Flinterdunne bloesjes van synthetisch spul zijn ook dom, maar die moet je sowieso nooit kopen. Een winkel als deze is handig voor linnen, viscose, en dungebreide wol, van heel dure merken. Het weegt geen drol en je hebt heel goede kwaliteit. Dat is waarom ik in de winkel ook voornamelijk elk kledingstuk aan de linkerzijkant optilde en gelijk in het waslabel keek.
Hup, door naar de cheesecakeshop. Het is er werkelijk uitgestorven, en ik begrijp in een mum van tijd waarom. De twee cheesecakes die ik voor Marcos en Sarah koop (de vegan cake van Sarah is maar de helft van een normale punt) kosten maarliefst vier euro per stuk. Dit is geen dagelijkse hobby, mensen. Ik heb het beloofd dus haal ik twee punten. Ik kijk nog wat bij de andere winkels en haal bij de Edeka nog wat honingyoghurt, kaas voor Michel, en voor mezelf een bekertje artisjokharten en dadelrolletjes in spek. Ook dat tikt aan, de Edeka hier op de hoek is niet goedkoop.
Ik wandel terug naar huis en tref Sarah op de bank. Julen slaapt eindelijk weer. Ik zet de cheesecake in de koelkast en zet me op de bank om te lunchen. We praten heel wat bij. Als Julen weer wakker is krijgt hij eten en maakt Sarah zich klaar om een rondje langs wat winkels met hem te doen. De vrouw van de groentenboer wilde hem graag zien en is er alleen vanochtend. Ik laat even verstek gaan, ik ga sowieso een andere kant op.
Het is inmiddels na twee uur, dus ik pak me goed in en stap op de U-Bahn richting het centrum. Al gauw zoef ik voorbij Schlump, stap over en bereik Landungsbrücke. Dat is voor de zeemanskerk echt het dichtste bij. Ik loop de Ditmar Koel-Strasse in en verwonder me over al het Portugese, Italiaanse en Spaanse in deze buurt. Als ik de nauwe straatjes omhoog kijk, is het net als het straatje waar ik in Porto verbleef! Links van me zie ik Kuhberg en Venusberg, een rustige groene buurt waar Sarah vroeger woonde. Het is zeker tien jaar geleden, en nu niet zonnig, maar schemerig en koud, maar ik vergeet locaties niet zomaar. Mijn gevoel zegt dat ik zo bij de zeemanskerk ben en dat klopt: ik sta er recht voor.
Vrolijke wit-blauwe vlaggetjes wapperen op het pleintje voor de kerk. Ik maak selfies, maar het is te schemerig. Een vrouw zegt me gedag en gaat me voor naar binnen. Mijn hoofd switcht om naar Fins. Moi, kylla, menetko… het is echt een wirwar, na dagen Duits te hebben gesproken, en al zeker twaalf jaar geen volzinnen Fins. Dus vraag ik maar in het Duits waar de shop ook al weer is en word naar beneden gewezen. Oja, in de kelder. Nou, I’m in for a treat. Pardoes kom ik zo in de sauna uit. Niet echt hoor, de damp slaat me nog niet om de oren. Maar ik hoor mensen opgewekt Fins praten en er hangen gaandeweg allemaal bordjes over handdoeken en hygiëne. Dit is niet de shop. Vertwijfeld meld ik me boven weer. ‘Oh is de deur dichtgevallen’ zegt de vrouw, en doet een onopvallende deur rechts open. Gelijk zie ik het weer. Een kale kelder in TL-verlichting. ‘Kom boven maar afrekenen zo’ zegt ze en laat me alleen.
Het is hier warm en verstoken van frisse lucht. Ik weet weer waarom ik me hier vorig keer onwel begon te voelen (de eerste keer was de shop nog niet hier maar boven, in een hoekje naast de ingang). Na een tijdje rondstruinen tussen de peperdure Fazer-reepjes en andere versnaperingen kies ik beteuterd maar wat betaalbare dingen van enige sentimentele waarde uit. Een doos met frambozen-yoghurt-chocoladereepjes is er niet. Ik ben niet heel verrast, want dat is precies het smaakje Fazer wat alleen in Finland zelf wordt verkocht. In tien jaar tijd is daar niks aan veranderd; ik zal er voor naar Finland moeten.
Achter mij komen drie Franse jongens binnen. Daar ben ik dan wél verbaasd over. Hoe hebben die deze shop gevonden en wat denken ze hier te gaan vinden? Ze kwetteren in Frans tegen elkaar, vinden inderdaad eigenlijk niks, en vragen mij in het Duits waar ze af moeten rekenen. Flabbergasted antwoord ik half in Duits, half in Frans. Zij gaan weer naar boven. Ik leg nog wat kleine dingen in mijn mandje en volg ze maar. Boven bestellen ze verse koffiebroodjes (ze hebben geen flauw idee wat alles is) en gaan in het cafeetje zitten lunchen (wat een gekke plek, nogmaals, van alle honderden locaties in Hamburg, waarom lunchen ze hier?). Ik reken mijn waren af en vraag of de winkel nog jas-reflectoren heeft. ‘Helaas, die hebben we al tijden niet meer’ is het antwoord. Wat jammer! Ik wilde zo graag mijn feloranje ster van AliExpress inruilen voor een nette ronde badge met het logo van deze kerk. Dat gaat dus niet door.
Ik dump al mijn snoepjes in mijn handtas en verlaat de shop met nog wat keurige Finse afscheids-groeten. Dat stelt de dame wel op prijs. Terug de straat in, door het park, naar het noorden.
Het wordt van schemerig nu donker om me heen. Het park ten noorden van Kuhberg is mooi, al ligt het midden tussen de hoge kantoorgebouwen. Ik steek er dwars doorheen en volg de straat over het water. Wat een uitzicht hier. Ik maak foto’s van de zonsondergang over de stad.
Even puzzelen waar ik moet zijn. Twee kruispunten rechtdoor, en dan linksaf. Ik loop een lange straat met enorme kantoorflats en parkeerdecks in. Boven mij suist geregeld de S-Bahn over een verhoogde rails. Ik ben nooit in een Amerikaanse stad geweest, maar dit is wat ik me er van voorstel. De zonsondergang maakt het mooi en onrealistisch. Ik voel me insignificant, maar niet alleen. Ik ben onderweg.
Zoals ik verwacht vind ik aan het eind van de straat rechts het Függerhaus. Helaas staan er allemaal steigers omheen, en binnenin. Het artikel wat ik erover las was kennelijk de aankondiging tot een grootscheepse verbouwing. Geen kans dat ik er nu zo even naar binnen loop.
Vanaf de trappen van de tegenovergelegen S-Bahnstop kan ik naar binnen kijken op de eerste verdieping. Er staan bouwlampen aan, maar er is geen mens te bekennen. Het is ook al tegen vijf uur, de werkdag zal wel voorbij zijn. Ik zie een man de toegangspoort in gaan, langs de bouwhekken. Dus schiet ik het stationnetje uit en ga hem achterna. ‘Hallo, bent u hier bekend?’ vraag ik hoopvol. ‘Nee, ook niet’ lacht hij. Verdorie. Hij verdwijnt weer in de straat. Ik loop langs het bouwhek en kom op een binnenplaatsje van een universiteit uit. Een student fietst net weg en laat mij er alleen achter. Ik kijk loodrecht omhoog naar de hemel. Wat een mooi apart uitzicht hier! Alleen het overvliegende vliegtuig ontbreekt. Het beton onder mijn voeten is schoon en droog, dus ik ga plat op mijn rug liggen en maak foto’s van het kruisje lucht dat zich boven mij bevind.t Hier zou een betere camera dan mijn telefoon stukken mooiere plaatjes schieten, maar die heb ik nu niet. Die had ik ook echt nergens meer kwijtgekund, dus het zij zo.
Ik krabbel weer overeind (au, ik word oud!) en loop terug naar de straat. Net als ik naar het station wil terugkeren, komt een oude man in werkkleding naar buiten stappen. ‘Meneer!’ zeg ik verheugd. ‘Werkt u hier?’ ‘Ja….’ Snel vraag ik hem in keurig Duits of het mogelijk is om de lift te zien. Hij zegt dat het kan, als ik overdag terugkom. Ik hoef zelfs geen helm op, knipoogt hij. Als ik maar goed oplet. Nou, dat onthoud ik. Ik bedank hem en pak de S-Bahn verder noordwaarts.
Hier komt nog een stukje over de oude Elbetunnel.
Na twee haltes S-Bahn bevind ik me in een prachtige winkelstraat. Het is inmiddels donker en alle feestelijke straatverlichting is aan. Tegenover me zie ik stalletjes van een kerstmarkt. Er zijn er meerdere hier door Hamburg, en het lijkt me wel mooi om er nu eentje te bezoeken. Ik zie een stalletje met crêpe Nutella en daar heb ik zin in, dus die koop ik. De prijs is net op de CCC, niets nieuws: 4 euro voor een pannenkoek met beleg, waar je twee hele potten pasta voor terug kunt kopen.
Smekkend van mijn zoete pannenkoek slenter ik tussen de houten stalletjes door. Hoewel ik nog wel uitkijk naar een bruin wollen hoedje zie ik hier niks van mijn gading. De andere snuisterijen zijn ook niet zo mijn ding. Ik zie een kraam met houten geurnoten, zelfs kokos, maar ik zie er weinig heil in om zo’n noot mee naar huis te slepen. Als hij hier al zijn geur ligt te verliezen, is dat er thuis wel helemaal af. En wat heb je dan? Driehonderd kilometer gesleept met een simpele houten kraal. Doen we niet.
Ik bereik het einde van de markt en ga op zoek naar de REWE supermarkt. Die moet ergens midden in een gebouw zitten. Dat blijkt midden onder in de kelder van de Europapassage te zijn, een enorm winkelcentrum met meerdere verdiepingen. Ik struin de supermarkt door op zoek naar Borotalco-deodorantjes. Die heb je eigenlijk het meest in Italië, maar het zou leuk zijn als ik er hier weer wat bij kan kopen. In Nederland zijn ze een tijd gepromoot maar het sloeg bij ons geloof ik niet aan.
De supermarkt blijkt helemaal niet zo uitgebreid uitgerust te zijn in die artikelen, dus ik koop – met tegenzin – een flesje limoen-gemberwater en wat chocolade voor het thuisfront. Als ik nou gewoon mijn waterfles meegenomen had, had ik nu niks hoeven kopen. Maargoed, zoals ik al tegen Marcos zei gisteren ‘serendipity – het vinden van dingen waar je eigenlijk niet naar op zoek was’. Zo vind ik op het prikbord van de supermarkt een advertentie van iemand, die graag nieuwe talen wil leren door ze met een ander te spreken. Het aanbod is Duits, Spaans en Chinees (Mandarijn), dus ik noteer ‘m even voor een tegenaanbod in Nederlands. Later.
Ik ga nog even op zoek naar een DM drogisterij, wederom met de Google Maps-app. Echt handig, ik raak nergens meer verloren. Helaas, het is drie minuten voor acht, en de dichtsbijzijnde DM aan het marktplein gaat zo sluiten. Ik wandel er nog snel heen, maar de rolluiken gaan al dicht. Gelukkig is er buiten een bruisende kerstmarkt, met zelfs een verteller, die over Rudolf het Rendier verhaalt. Ik zet mensen op de foto (op verzoek), fotografeer mezelf temidden van alle lichtjes, en lees wat appjes.
‘Ik ben zo thuis en wil heel graag eten, waar ben je?’ appt Hanna out of the blue. Eh? Ik app maar terug dat ik nog in de stad ben, en zoek driftig op hoe ik ofwel eerst naar haar, of via Sarah naar haar kan komen. Mijn telefoon is ook op twintig procent, ai ai. Ze wil toch heel graag nu gelijk eten en dus ga ik wel eerst langs Sarah’s huis en kom dan met mijn tassen naar haar.
Ik check hoe ik het beste in hun richting kan komen. Dat is via halte Jungfernstieg, die dicht bij Rathaus ligt. Dus loop ik Rathaus voorbij en volg Google Maps richting… ja, het duister. Ik steek bruggen over, loop langs wateren, kantoorgebouwen. Nog meer brede straten, nog meer kantoorgebouwen. Ik ben ondertussen een goede twintig minuten onderweg en vraag me af waar Jungfernstieg dan liggen moet. Ik ben er vroeger al een keer geweest, en het voelt niet alsof het hier is!
Op mijn laatste procent batterij check ik met Google Maps. Haha, gefopt! Ik loop al twintig minuten in exact de verkeerde richting! De pointer van Maps vliegt over mijn telefoonscherm tot midden in Speicherstadt en dan zet mijn telefoon zichzelf uit. Het scherm blijft zwart, ik sta bij volle maan in de verkeerde wijk van Hamburg.
Lekker dan, bries ik. Google Maps, you did it again. Dit is niet de eerste keer dat ik lange tijd aan het lijntje word gehouden, en dan opeens straal in de verkeerde richting blijk te zijn gegaan. Nee, je kunt het niet wijten aan de GPS in mijn telefoon. Twintig minuten in de verkeerde richting en gewoon continu de pointer in de verkeerde richting updaten, dat is gewoon wrong. Ik keer me resoluut om en loop door het duister precies dezelfde weg weer terug. Ik moet letterlijk aan Rathaus voorbij en dan zal ik Jungfernstieg zo vinden. Als ik eindelijk bij mijn beginpunt, de kerstmarkt, terug ben, ben ik er klaar mee. Ik kon ook niet op bussen stappen, want bij inkomst moet je je app met je vervoersbewijs tonen; en dat kan niet wat mijn telefoon ligt op apegapen.
Terwijl ik de ondergrondse bij Rathaus in ren, besef ik dat ik nu ook geen ticket kan tonen als ik onderweg naar Sarah ben. Dit is dus zwartrijden en dat is precies wat ik nu ga doen. Ik bezin me vast op goede uitvluchten, of mogelijkheden om toch aan te tonen dat ik een valide ticket heb. Maar hey, hoe vaak ben ik de afgelopen dagen nou gecontroleerd? Dit moet goed gaan.
Toch kijk ik op mijn hele route langs Landungsbrücken, Schlump, en verder noordwaarts, wel een paar keer om, of ik controleurs zie instappen. Niks. De mensen die ik er enigszins van verdenk controleurs in burger te zijn (zijn die er?) hebben waarschijnlijk zelf geen kaartje.
Ik kom bij mijn stop en wandel naar Sarah’s huis. Ik zie dat ze nog TV zitten te kijken en zet me even bij in de woonkamer, terwijl ik kort uitleg hoe ik verdwaald ben, en ik tegelijk mijn telefoon oplaad. Sarah appt Hanna dat ik er zo aankom. Ze heeft nog een groene peper met roomkaas voor me, en wat rijst. Het eten was te pittig voor haar. Dankbaar zet ik het spul in de oven, pak mijn reistassen in, en peuzel het eten naast haar op de bank op. Na nog een goed nichtjes-gesprek maak ik aanstalten om te vertrekken en gaan zij naar bed.
In een kwartiertje ben ik bij Hanna (Maps geeft aan: lopen is korter) met de U-Bahn. Even zoeken waar het ook alweer was, netjes aanbellen en mezelf niet zomaar binnenlaten. Hanna was moe, maar heeft door mijn komst hernieuwde energie. Ik leg mijn tassen in de woonkamer, maak het bed op (daarover later meer) en zet me met haar aan de keukentafel voor een glaasje thee.
We zijn allebei kletsgrage AD(H)D’ers, dus waar een begin is, is geen eind. Twee keer geef ik aan dat ik echt wil gaan slapen, maar we raken telkens weer aan de praat. Dan sluit ik mijn kamerdeur en hervind de rust die in Sarah’s huis zo vanzelfsprekend was.
Mijn bed is overigens een groot woord. Ik verblijf in de kleine woonkamer van een propjevol typisch Altbau-huis. Ruwhouten vloeren, witte muren, waar weinig van te zien is want elke kamer staat mudjevol kasten, plankjes, stapels dozen, stoelen, manden, nog meer kastjes, trapjes, tafeltjes, snuisterijen en vooral heel veel planten, overal, in elk hoekje, op elk richeltje. Pannenkoekplantjes, monstera’s, hangplanten, vetplantjes. Dit is Hanna ten voeten uit. Ik vind het wel gezellig, maar ook overweldigend. Voor de grap stuur ik Michel wat foto’s toe van hoe mijn huis níet moet worden 😉 .
Oja, het bed. Het is een drieslag-matras, drie blokken aan elkaar, die je uitvouwt en er dan een veel te groot hoeslaken omheen wrapt. Het dekbed zit al in zijn hoes, het kussen – met veel te groot kussensloop – krijg ik toegeworpen. Ik trek nog een dikke sprei over mijn dekbed heen en vind op de bank een stekkerblok dat ik net ver genoeg naar me toe kan halen om mijn telefoon bij me te hebben. Slapen dan maar…
Ik slaap op woensdagochtend lang uit. Het is vakantie, dat mag. Door de dunne gordijntjes is het al vroeg licht in de kamer en ik overweeg mijn slaapmasker (een zwarte haarband) op te doen. Toch maar niet, daarvoor moet ik uit bed. Heel de nacht heb ik niet echt kunnen draaien. Het matras is smal, en als ik op mijn zij lig, ligt mijn heup op de grond. Dat moet volgende nacht beter. Tegen tien uur hoor ik Hanna naar haar werk vertrekken. Ik sta op in een leeg huis.
Eerst maar eens koffie en ontbijt. Gelukkig heeft Hanna ongeveer dezelfde pistonmachine als ik. In enkele tellen heb ik uit alle hoeken van de keuken de benodigde spullen gehaald en staat het ontbijt voor me op tafel. Boven hoor ik wat gestommel van de buren. In de tuin schijnt flauw zonlicht. Heerlijk, geen bewolkte dag vandaag.
Na het ontbijt ga ik douchen en zet ik me op de bank in mijn kamer. Eerst een paar uurtjes typen aan mijn weblog, want dat kwam er gisteravond helemaal niet meer van. Ik moest na het gekwetter eerst nog een uur tot mezelf komen. Ik merkte het, omdat ik doelloos op Instagram videootjes aan het scrollen was, terwijl ik allang meermaals gegaapt had. Energie is verraderlijk, en het wordt met de jaren schaarser.
Even na één uur zet ik koers richting Schlump. Hanna tipte me dat je voor Schlump geen straat hoeft over te steken, en voor Christuskirche wel. Bovendien arriveren er op Schlump meer metro’s in verschillende richtingen. Hanna heeft me gisteravond ook nog een stukje historie over de uitbreiding van Schlump verteld, nadat er een nachtelijke lege trein onderlangs haar achtertuin kwam rollen. Over ongebruikte sporen en het tactisch verdelen van de treinen voor het opvangen van de spits elke morgen. Super interessant, later eens kijken of daar wat over op internet staat.
Maar nu eerst naar een Drogerie hier in de buurt. Bij Hoheluftbrücke moet er één zijn, een grote DM. Dus laat ik me vanaf Schlump daarheen kachelen en kom achter Hanna’s huis langs. Duidelijk is dat we de rails bovenlangs nemen, niet onderlangs. Ik kan hem wel zien liggen. Ben nu echt benieuwd. We zijn zo bij de halte en van daar weet ik het wel te vinden. Ik loop langs de brede Hoheluftchaussee en vind de DM aan de rechterkant.
Het is een enorme drogisterij, fantastisch, maar ze hebben er geen Borotalco. Pech. Ze hebben er wel andere kleine leuke deodorantjes, en halyuronzuur-maskers, een stofje waar ik net vorige maand naar gezocht heb. Tegen rimpels, voor het geval ik die ooit krijg. Omdat ik het totaal niet nodig heb, maar wel leuk vind, neem ik ook twee maskers mee. Dan nog wat nieuwe tubetjes reistandpasta, voor geen geld. Even afrekenen, met Duitse smalltalk, en we staan weer buiten. Ik gooi een vrolijke trompetspeler nog wat geld toe, en ga dan weer naar Hoheluftbrücke. Ik heb nog twintig minuten om naar Sarah te komen, dat lukt me prima.
Ik rijd ongeveer dezelfde route terug, en dan door noordwaarts. Stap bij Emilienstraße uit en wandel vanaf daar heerlijk door een bomenlaan in het waterige zonnetje. Al gauw ben ik bij Sarah’s huis. Ze weet dat ik eraan kom en staat al aan het keukenraam, opdat ik niet op de bel druk. Ook oom Harald wachten we op die manier op. Hij arriveert een paar minuten na mij. Sarah heeft chocoladecake en frisdrank voor ons. Harald is erg blij me te zien en wil gelijk honderduit in het Nederlands praten. Hij weet bijzonder veel woorden voor iemand die dagelijks alleen nog maar Duits praat. In zijn Duitse gesprek herhaalt hij elk woord dat hij in het Nederlands weet, ook even zo, voor mij. Ik vind het maar mooi.
Ik vertel dat ik morgen met een rondvaartboot mee wil, twee uur door de havens heen. Het kost 33 euro, net zo veel als mijn trip naar Hamburg. ‘Je kan ook met de HVV busboten gaan hè’ tipt Harald. De busboten! Daar had ik nog niet aan gedacht. Dan krijg ik geen uitleg bij alles, maar het kost me niets! Wat een goed idee, dat ga ik vanavond uitzoeken.
Na een uur is Harald’s parkeertijd voorbij en begint hij wat te aarzelen. Hij eet nog een mandarijn op en maakt dan toch echt aanstalten om te gaan. Snel geef ik hem nog zijn chocoladeletter en stroopwafels. Nadat Harald weer naar huis is gereden praten Sarah en ik nog wat na over haar en mijn werk. Marcos komt de slaapkamer uit. Hij heeft drie uren met Julen op bed gelegen, opdat de baby bleef slapen. Wegleggen was er niet bij, hij moest vastgehouden worden. Word je ook moe van, denk ik.
Terwijl Sarah Julen te drinken geeft en hem verschoont praat ik met Marcos over hoe moe en droevig hij zich voelt. Ik kan hem alleen maar een verbaal schouderklopje geven voor zoveel geduld als hij en Sarah opbrengen. Ook maak ik wat grapjes tussendoor.
Sarah vraagt hoe ik geslapen heb, en als ze hoort dat dat niet jofel was, biedt ze aan dat ik nog wel een nachtje bij hen kan komen slapen. Ik wil dat wel, maar ze heeft net het bed afgehaald en alles gewassen. Voor één nachtje slapen moet dat dan allemaal weer opnieuw en dat vind ik eigenlijk niet kunnen.
We maken ons klaar om weer naar buiten te gaan, want Sarah heeft nog wat op te halen van To Good To Go, en wat kinderspullen via eBay, in de buurt. Gevieren rollen en lopen we de wijk weer in. Ik neem afscheid bij het metrostation. ‘We zien elkaar nog wel hè?’ vraagt Sarah. Ik denk het wel. Nu eerst naar… ja, pff, naar huis.
Ik stap op de U-Bahn naar Schlump en wandel naar Hanna’s huis. Even wat tijd voor mezelf. Hanna is nog op haar werk. Als ze thuiskomt, zullen we samen met Yannick wat koken. Ik ben benieuwd, ik heb Yannick nog niet ontmoet. Wie is toch die vriend die Hanna al tien jaar verborgen houdt?
Eerst zit ik een paar uur op de bank en schrijf mijn blog bij. Zodra Hanna thuiskomt verhuis ik naar de keuken en help haar groente snijden. Yannick, een boom van een jongen, meldt zich. Hij lijkt ook moe van de dag en zet zich aan de keukentafel. Terwijl Hanna al onze gesneden groente in ovenschalen opwarmt, houdt hij zich bezig met het kruiden van het eten in de pan. Hij zegt niet veel, maar lijkt me wel een gezellig persoon. Hij kan goed koken, zegt Hanna, maar zij is zelf ook eigenwijs. Dat geeft een leuke dynamiek.
Bij het eten trekken we een droge witte wijn open. Schalen wortels, aardappelpartjes, en zelfs spruitjes gaan er doorheen. We praten – het meeste in het Duits – over werk, financiën, huizen huren of kopen. Harald, Sarah en Hanna huren allemaal een appartement of huis via hun ‘Genossenschaft’. Zij zijn als familie al jaren lid van het Schiffszimmerer-genootschap, zoals een gilde vroeger. Ze hoeven er niets voor te doen, alleen een regelmatige financiële bijdrage, heb ik begrepen. Het genootschap heeft door heel Hamburg heen vastgoed, dat ze voor lange termijn verhuren aan hun leden. Zo wonen de Friedrichsen al jaren in huizen van hun genootschap, en kunnen ze verhuizen naar andere woningen als dat beter past.
Je hebt daarmee altijd keuze in huizen hebt in een steeds drukker en duurder wordende stad. Maar, je doet geen investering in vastgoed dat je op latere leeftijd kunt verkopen, om je oude dag wat te spekken. Dat vinden zowel Sarah als Hanna een gemis. Na jaren in hun nette huurwoningen willen ze wel wat kopen, maar ja, in Hamburg is alles al net zo duur als bij ons in de grote steden.
Na het eten doen Hanna en ik een afwasje. Hanna moet morgen voor werktijd bij de IKEA zijn en gaat bij Yannick slapen, omdat hij daar vlak bij woont. Yannick woonde in een uitgestorven wijk, waar overdag geen kip op straat liep. Maar om leegstand tegen te gaan heeft de stad een IKEA haar intrek laten nemen in een groot centraal pand. Inmiddels is de buurt weer geliefd, maar daarmee zijn de huren ook aan het stijgen en daar is Yannick niet blij mee. In ieder geval is Hanna er nu bij gebaat. Ze pakt wat spullen in en ik mag vanavond in haar bed slapen. Fijn, want ik brak mijn rug behoorlijk, op dat matje op de grond.
Opeens ben ik weer alleen in huis. Ik zit nog wat op de de bank met warme thee en kaarsjes aan, en ga dan richting bed. Het is niet anders dan een AirBnb, toch voel ik me vanavond een beetje eenzaam.
Ik heb vannacht goed geslapen in Hanna’s bed. Het is nog steeds stil als ik in de ochtend een ronde door het huis doe. Terwijl ik wakkerwerd hoorde ik achter het huis de U-Bahns naar Schlump gereden worden. Het begint een familiair en geruststellend geluid te worden. Gelukkig is er weer genoeg daglicht, dat geeft toch een minder eenzaam gevoel. Ik kan goed alleen zijn, maar in het huis van je nichtje terwijl ze er zelf niet is, dat blijft toch een beetje gek.
Ik zet het slaapkamerraam op kiepstand en kijk naar de rijp op de heggen voor het huis. Dan ga ik naar de keuken en maak koffie. In de koelkast vind ik wat hartig beleg en op de plank wat brood. Zo, met een simpel ontbijtje kan ik de dag wel beginnen.
Terwijl ik mijn koffie nip, beginnen er dunne vlokjes in de achtertuin te vallen. Wat? Sneeuw! Begeistert zit ik er een tijdje naar te staren. Maak filmpjes. Heel de achtertuin wordt wit. Na een tweede kop koffie wordt het tijd om te gaan. Voor de zekerheid neem ik dikke bruine wanten met teddyvacht mee uit Hanna’s voorraad. Die komen met deze vrieskou vast van pas.
Buiten blijkt het niet zo erg koud. Ik loop de straten af naar Schlump en laat me naar Landungsbrücken vervoeren. Daar is de sneeuw eigenlijk helemaal weg: het is gewoon grauw, bewolkt, en eigenlijk wel aangenaam van temperatuur.
Ik wilde met een betaalde havenrondvaart meegaan, maar zie daar vanaf. Er is met deze grauwe lucht toch weinig moois te zien in de haven, en ik spaar er dik dertig euro mee uit (evenveel als mijn Flixbus-retourticket!). Zo’n begeleide rondvaart doe ik in de zomer wel eens.
Ik struin langs de kades, helemaal richting de oude Elbetunnel. Waar zijn nou die normale veerboten? Ik keer om en, een beetje schoorvoetend, spreek ik een havenmedewerker aan. ‘Brücke 1’ lacht hij gemoedelijk. ‘Huh?’ Ik loop met de stomheid geslagen gewoon naar de eerste loopbrug die naar de lager gelegen kades gaat. Zie een veerboot met het juiste vaartnummer: 62 naar Finkenwerder. Dit is het gewoon. Het is een mooie warmgele boot met overal beschildering van de Leeuwenkoning. Die opdruk is niet zo vreemd, want aan de overzijde van de Elbe liggen tegenwoordig twee theaters, waarin continu de Leeuwenkoning en Frozen worden vertoond. Zoals Nederland Soldaat van Oranje heeft, heeft Hamburg dit. Double feature.
Langs de kade staat een dame te roepen. Denk ik dat ze omroept dat mijn boot zo vertrekt: neehoor. Ze werkt voor een toeristenrederij en hengelt op deze suffe ochtend toeristen naar haar schip. Terwijl ik nog een stukje langs de kade loop, op zoek naar een broodje en koffie, zie ik meer van die roepers. Ik besteed er geen aandacht aan, ik ga mooi met de veerboot mee waar ik al voor betaald heb! Zonder versnaperingen keer ik terug naar de boot, ga aan boord, en we dobberen weg.
Al gauw zetten we straffe koers naar het westen. We halen een rode BILD-veerboot in die een andere route vaart. In de verte zien we joekels van schepen in de rivier liggen. Ik sta een tijdje aan dek, maar het is bitter koud en de wind slaat in mijn gezicht. Ik heb mijn hoedje vastgeklikt aan mijn sjaal met het kettinkje. Ik film wat een maak foto’s, maar dan wordt het echt te bar om buiten te blijven. Hup, lekker naar binnen. Ik zet me aan een raampje en tuur door de regendruppels op de ruiten naar de enorme vrachthavens. Containerschepen worden traag volgeladen vanuit nog immensere hijskranen. Je kunt het je vanaf hier in het bootje gewoon niet voorstellen, hoe groot die kolossen zijn.
Als we de havens op de zuidoever voorbij zijn verandert het landschap. Er komen een aantal kleinere landtongen met rotskust, landhuizen, bomen. We meren hier en daar even aan. Dan een landtong met een klein vuurtorentje erop. We varen er linksom omheen tot we bij de kade erachter zijn: Finkenwerder. Dit lijkt me wel een plek om even te stoppen, dus ik ga van boord. Volgens de dienstregeling gaat er elk kwartier een boot, dus ik moet hier ook weer weg kunnen komen!
Ik beklim het land over een grote brede natte houten brug. Slippery when wet… nou ik bereik de heuvel bovenaan. Het is bijna Deens hier, zoals ik het kende rond Bornhack twee jaar geleden. Boven zijn twee uitspanningen, waarvan de verste nog dicht lijkt. Ik stap maar eens binnen in een kleine stenen keet met de naam ‘Dampfer Imbiss’ en trakteer mezelf op een espresso en een broodje gebakken vis. ‘Het duurt eventjes hoor’ waarschuwt de dame achter de balie me. Ja wel duh, ik heb geduld? Met mij sjokken er nog wat oude mannetjes met schipperstruien en warme mutsen binnen. Waar ze vandaan komen en wat ze hier zoeken weet ik niet, maar het lijken wel vaste klanten.
Ik eet mijn visbroodje, bezoek even het toilet in de kelder, en reken af. Dan weer naar buiten, tegen de wind in. Ik loop de kade weer af en ben nog net op tijd voor een prachtig stukje zeemanskunst. Een zwarte veerboot met bestickering van Fritz Cola komt binnenvaren. Zijn boeg wijst oostwaarts. Vlak voor de aanlegsteiger draait hij, met volle vaart, alsof hij slippend de bocht doorgaat. Nadat de neus 180 graden gedraaid is en hij westwaarts ligt, zet hij de motor om en klotst hij behoedzaam zijwaarts tegen de steiger aan. Ingeparkeerd! Ik heb het helemaal gefilmd en stuur het gelijk door aan Jelle. Driften met een lijnveerboot, joehoe!
Ik wil aan boord gaan, maar mijn aandacht wordt afgeleid door de rode veerboot die net een steigertje verder ligt. Waar gaat die heen? Niet twijfelen, ik hop aan boord. Kom vast wel weer terug. Dus laat ik me meevoeren naar de halte ‘Teufelsbrücke’ en zie zo nog een stuk van het Elbestrand. Mooi, maar bij goed weer vast mooier! Dus gelijk daar weer terug naar Finkenwerder.
Met dezelfde gave draai verlaten we daar de haven ook weer. Ik blijf op de boot zitten tot we weer bij Landungsbrücken zijn. Vanaf hier wil ik de nummer 73 naar de Ernst August Schleusse nemen. Die komt toevallig net aan, dus ik hop erop. Inmiddels is binnen zitten het enige dat ik wil, brrr druilerig weer! Als ik ver naar achter ga zitten heb ik zelfs een warm kacheltje naast mijn linkerbeen, heerlijk.
We tuffen nu zuidoostwaarts de haven uit. Eerst passeren we de theaters, dan de Argentinienbrücke. Dan varen we tussen hoge betonnen aanlegsteigers waar bedrijven en loodsen hun plekje hebben. Uiteindelijk de bocht om, en dan gelijk naar een lieflijk gelegen sluisje met een eigen aanlegsteiger. Er loopt een weg, een brug, en achter die brug is nog wel wat. Maar er van uitgaande dat deze veerpont niet zo frequent vaart, blijf ik maar mooi zitten. Het regent en het is koud buiten, ik heb het hier aangenaam. Nieuwsgierig rondwandelen op een buitenweg doe ik een andere keer wel.
We bereiken na een zelfde rustig vaartje terug Landungsbrücken weer. Zo, het is tegen twee uur. Waar zal ik nu eens heengaan?
Flüggerhaus. Daar wil ik nog even mijn geluk beproeven op het zien van de ingemetselde paternosterlift. Dus ik koop een chocolademuffin en zowaar een pastel de nata, eet de eerstgenoemde alvast op, en zet me in de U-Bahn richting Rödingsmarkt. Ik weet nu dat ik daar gewoon kan uitstappen, geen eindeloos gewandel meer.
Ik loop wederom het steegje onder het Flüggerhaus in. Ik hoor bouwgeluiden, maar zie niemand binnen… totdat er opeens arbeiders voor mijn neus staan. ‘Hallo’ waag ik het. Ik zeg in simpel Duits waar ik voor kom. ‘Ik versta je jammergenoeg niet’ zegt de eerste arbeider met handgebaren. Hij is Kroatisch, leer ik. Tja, mijn Kroatisch is heel roestig. Ik laat hem snel een filmpje van de andere paternosterlift zien. Hij kijkt verbaasd. Ik gebaar dat dat binnen in het gebouw ook zit. ‘Nee’ meent hij ‘niet in dit studentengebouw hier achter?’ ‘Nee’ houd ik vol, in jullie gebouw! Nog niet gezien, schudt hij, en ook zijn kompanen zeggen een lift van zo’n soort nog niet gezien te hebben. Tsja. Ze houden spijtig hun handen op en gaan dan een blokje om voor hun rookpauze.
Dat geeft mij de gelegenheid om de deur open te trekken die zij net achter zich dicht deden. Hij zit niet op slot. Nieuwsgierig stap ik de lege ruimte binnen. Tegen de eerste steunpaal, vijf meter van de deur, hangt een gelamineerd vel papier met een plattegrond. Ik speur er snel op, maak een foto – bewogen – en besluit dan maar te blijven staan. Als de Kroaten terugkomen zeg ik wel sorry. Even merk ik wel het ‘pas op, asbest’ bordje op, maar eh, vast niet zo erg. Ik speur de plattegrond af en kom tot de beste conclusie dat de paternoster zich recht voor me bevindt. Dat is echt de meest logische plek, vlak bij de deur, in een centrale koof. Maar, op deze verdieping is die inderdaad dichtgemetseld. Verdorie.
Van de plattegrond word ik niets wijzer. Verder lopen dieper het gebouw in lijkt me ook geen verstandig idee. Ongevraagd een bouwplaats binnengaan is één, dan moedwillig de ruimtes door gaan lopen, dat is gewoon stompzinnig. Als de bouwvakkers me hier ergens vinden heb ik wat uit te leggen. Eigenlijk ben ik dan meer bang dat zij op hun flikker krijgen voor het niet dichtdoen van de deur. Dus ik maak nog wat foto’s van de koof waar vermoedelijk de lift achter zit, en ga weer naar buiten. Ik heb het geprobeerd!
Via halte Rödingsmarkt ga ik verder naar… ja naar Rathaus. Ik wil nog even over de kerstmarkt lopen. Dat doe ik en ik koop een paar prijzige, maar erg nuttige gebreide ‘klapwanten’ – vingerloze handschoenen met een opklapbaar want-stukje dat je over je vingers kunt schuiven. Ideaal voor op de fiets bij het straffere weer deze winter.
Ik ga nog even door naar het winkelcentrum, maak een rondje door de supermarkt, en ga door naar het restaurantje dat ik had uitgekozen. Het heet Erdapfel en daarvoor moet ik bij Mönckebergstraße eruit. Nog een stukje lopen, maar eerst… een H&M Home winkel! Wow! Begeistert loop ik er even binnen, maar besef gelijk dat het niks voor mij is. Snel naar buiten. Dan zie ik een BonPrix winkel…? Wat?! Ik moet daar even naar binnen. Waarom bestaat er een filiaal van een enorme postorderketen? Nieuwsgierig kijk ik naar wat er in de paar rekjes hangt. Een verkoopster staat er een beetje doelloos bij. Om mijn bezoek niet voor niets te laten zijn, zoek ik zoveel mogelijk kleren uit die ik mogelijk eens zou willen kopen, en voel aan de stofjes. Mocht ik nou nog eens wat willen bestellen, dan weet ik nu vast wat de kwaliteit is. Nouja, eigenlijk doet het weinig. Ik ga maar weer op weg naar mijn eigenlijke bestemming: het restaurantje.
Ik wandel de straten door en kom op een pleintje omringd door prachtige huizen. Denk de Beurs van Berlage, Amsterdamse School, en dat dan overal rondom je. Het is ook vroeg in de avond dus alle gebouwen zijn luxe verlicht. Ik maak zo goed als het kan wat foto’s en ga dan op zoek naar Erdapfel. Dat blijkt in het gebouw Sprinkenhof te zitten, waar nota bene een prachtige paternoster zit! Ik vind de hoofddeur naar de appartementen en bezin me op het lukraak aanbellen. Maar ik vind het te brutaal. Ik ga eerst eten.
Dat gaat uitstekend bij Erdapfel. Ik krijg een ovenschaaltje met daarin een joekel van een halve aardappel, aangevuld met verse aardappelpuree. Erbovenop de topping van mijn keuze, namelijk iets Grieks of Turks. Sterk gekruid, knoflook, lekkere zure room, kappertjes, wat vegavlees. Ik smul me helemaal rond, echt, je zit er in no time vol van. Ik laat een partje staan en vraag of ik het mee kan nemen. Jahoor! Terwijl ik even het toilet bezoek wordt mijn hapje ingepakt. Mijn spullen heb ik gewoon op de bank laten liggen. Het is echt een gemoedelijke hippe tent waar je je echt gelijk veilig en vertrouwd voelt.
Ik trek een extra rugzakje uit mijn tas en verdeel mijn spullen over de hand- en de rugtas. Ik bedank en groet en ga weer op mijn weg terug naar Mönckebergstrasse. Hmm.. nog even treuzel ik bij de ingang van Sprinkenhof, maar er komt niemand die naar binnen of naar buiten moet. Jammer! Dan maar door.
Ik pak de metro terug naar Rathaus en ga nog even een trui passen in de New Yorker. Nee, hij zit me echt niet, ik ben net een enorme bol kokos. Wat Michel niet erg zou vinden, denk ik… maar dit gaat echt te ver. Wat ook te ver gaat, is de kruidige etenslucht die uit mijn rugtasje komt. Ik wil het bakje eigenlijk meenemen naar huis, maar wat ga ik er daar mee doen? Hanna heeft al gegeten, en ik krijg dit vanavond niet meer op. Morgen op weg naar huis meenemen is met deze (lekkere) doordringende lucht ook geen snugger plan. Buiten de winkel sta ik een tijdje naar een kerkkoor te luisteren. De kerstgedachte in hun liederen brengt me op een plan zodra ik de metrotunnel inloop. Ik loop terug.
Boven staat een nette zwerver met een fiets, en op die fiets een gazillion aan tassen, een slaapzakfoedraal, nog meer tassen. Hij blikt me meewarig aan. ‘Hebt u honger?’ vraag ik. De man twijfelt of dit een strikvraag is, maar zegt dan glimlachend ‘Ja altijd!’ ‘Okay’ zeg ik en houd hem het open bakje met de geurige aardappel voor. Hij kijkt verguld en bedankt me. Zo, heeft hij eten voor later!
Ik zoef met de metro terug naar Schlump en tref Hanna thuis aan. Ze ligt op de bank in het woonkamertje en zegt daar te blijven. Ze zal zo bij het TV-kijken toch wel in slaap vallen, dan is haar bed voor mij. Tsja, ik vind het een gul aanbod, maar afslaan wil ik het ook niet. Mijn rug is te blij met een goed bed in plaats van een dun matrasje op de vloer.
Hanna voegt er zelfs aan toe dat ze dit per sé zo wil, omdat ze na een nachtje ‘kamperen’ zo veel meer geniet van in een lekker echt bed slapen. Wat een grappige schat is het toch, mijn nichtje! Okay, ik ga overstag. Ik sleep al mijn tassen naar haar slaapkamer en na wat herpakken heb ik alleen het rugzakje en de koeltas over. Klaar voor morgen.
’s Ochtends staan Hanna en ik ongeveer tegelijk op en maken koffie en ontbijt. Hoe gemakkelijk is het samenwonen met je nichtje eigenlijk, terwijl je elkaar anders nooit ziet. Hanna hoort van steeds meer kanten dat iedereen griep heeft. Ook haar collega’s liggen in de lappenmand. Ze doet een coronatestje, dat uitwijst dat zij in ieder geval geen corona heeft. Dat scheelt ook voor mij, zegt ze nuchter, want anders zou ik striktgenomen nog een week bij haar in huis in quarantaine moeten blijven. Proest, wat? Natuurlijk ga ik naar huis! Hanna besluit vandaag niet naar haar werk te gaan, want ze voelt zich best wel ziek.
Ze drukt me op het hart om in de Flixbus vooral een mondkapje te dragen. ‘Eén op de drie Duitsers heeft griep, Heidi! In een bus vol reizigers zijn dat er veel! Je moet niet ziek worden!’ Nee nee, wimpel ik het af. Ik kom wel thuis.
Om vijf over tien pak ik mijn boeltje op, geef Hanna een knuffel, en vertrek richting Schlump. Daar neem ik de metro zuidwaarts, direct naar Hauptbahnhof. De dag begint met een waterig zonnetje. Op het station ben ik bijna gelijk waar ik zijn moet. Ik begeef me in het drukke forenzenverkeer dat individueel allemaal doodgemoederd lijkt te weten waar het heen gaat.
De Flixbus staat al klaar voor me. Ik toon mijn ticket, mijn ID-kaart, en mag weer met beide tasjes aan boord. Het is zelfs dezelfde blonde buschauffeur van de rit hierheen. Ik ga op mijn plaats zitten, krijg niemand echt naast me. Nu zitten er in totaal misschien twintig mensen in de bus.
Al gauw suizen we Hamburg uit en gaan we de snelweg op. Nu, eindeloze uren zuidwaarts…
Bij Bremen en bij Vechta gaan we er weer even af. Bij Vechta is een chauffeurswissel en ongeveer een half uurtje rust. Dus stop ik mijn tassen een beetje dicht, neem het hoognodige mee, en begeef me snel naar de kiosk bij de Raststätte. Ik haal een dubbele espresso en kom weer aan boord. Zo, die had ik nodig!
Tegen drie uur zijn we in Münster. Ik ga maar gelijk bij Benami binnen zitten en bestel een lekkere bagel. Daarbij een … warm glas Aperöl? Wat is dat, vraag ik de serveerster. ‘Uhh, ja warme sinaasappellikeur… kan ook zonder likeur… of niet…oh nee! Het is altijd met alcohol.’ ‘Ik hoef toch niet te rijden’ lach ik terug.
Zo zit ik een twintig minuten, maar de tijd gaat dit maal wel sneller. De bus hierheen was al te laat, en voor vertrek wil ik natuurlijk weer tijdig klaarstaan. Ik laat de Aperöl omgieten in een papieren beker en ga langzaam naar buiten. Mijn handen warmend aan de beker is het nog wel te doen. Als ik een tijdje op het buspleintje sta komt er een vijftal studenten aanlopen. Vier jongens, éen meisje, duidelijk licht beschonken. Twee moeten plassen, allen hebben het koud. Ze mopperen op de vertrektijd van de bus. Ik maak me niet druk en sta er nog wel eventjes. Tien minuten te laat, twintig… *bliep* zegt mijn telefoon. ‘Hij is vertraagd!’ roept ook een van de jongens, die zonet achter een bus tegen een boompje is gaan pissen. Ik neem de aankondiging voor waar aan en graaf me nog wat dieper in in mijn kraag.
Eindelijk, na 30 minuten, rolt de Flixbus om de hoek! We gaan weer aan boord en ik laat me het laatste uurtje naar Enschede tuffen. Onderweg heb ik mooi de tijd om mijn sinterklaasgedicht te schrijven en Michel te verwittigen dat ik eraan kom. De schat komt me nog ophalen van het station ook. Wat een luxe trip naar …huis!