Model vleugelmoer
De zomervakantie. Een heugelijke gebeurtenis waar ons gezin van vier jaarlijks naartoe leefde. Al vroeg in het jaar bedisselden mijn ouders waar de reis die zomer naartoe zou gaan. Was het een bestemming die door andere familieleden al bezocht was? Die mijn vader van zijn jonge jaren kende? Of waar we bij eerdere vakanties nog niet alles hadden gezien?
Met haar neus in dikke catalogi van Belvilla en Interlux speurde mijn moeder naar hét ideale huisje. Het moest vier mensen herbergen, al dan niet slapend op een bedbank; het moest in een interessant gebied liggen, liefst met wat voorzichtige bergen; niet te ver rijden, en graag met in een naburig dorp een zwembad. Het overkwam ons namelijk onvermijdelijk dat, als wij in de regio waren, er spontaan een hittegolf losbrak. Hoe mijn ouders het ook probeerden, een beetje cultuursnuiven of ander stedenbezoek ging er bij ons dochters niet in. Alles was te warm, dus móesten we naar het zwembad. En liefst niet elke dag naar hetzelfde. Wetende hoeveel gezinnen hun vakantie keer op keer zagen verregenen moet ik zeggen dat wij altijd belachelijk veel geluk hebben gehad.
Waar we niet altijd geluk in hadden was het budget, maar dat leerde ik op latere leeftijd pas. Viel het jaar gunstig, dan stapten we in de auto naar een mooi huisje in het groen. In mindere jaren reden we op de bonnefooi naar een camping, de achteras van ons Opeltje treurig doorgezakt onder het gewicht van de weelde aan kampeerspullen. Zo’n kampeervakantie was altijd een beetje armoe, maar we waren ten minste even weg.
Voor beide typen vakanties moest er natuurlijk een behoorlijke bult gerei mee. Was er in de jaren met huisjes nog ruimte voor speelgoed, gingen we met de tent dan was daar geen denken aan. Zelfs onze kleding kon dan niet in koffers, maar moest in stouwbare grijze vuilniszakken. De achterbak werd geraffineerd volgetetrist na dagenlang pieker- en puzzelwerk van mijn vader. Dat kostte zoveel hoofdbrekens dat we ooit in Parijs arriveerden en op de bodem van de achterbak géén kampeertafeltje aantroffen. Gelukkig hadden we dat maal wel koffers bij ons en dienden die voor de rest van de vakantie als tafeltjes. Bovenop de auto werd een grijze imperiaal met blauwe leren DakZak gesnoerd, opdat er nóg meer mee kon. In mijn herinnering had de DakZak als baal hetzelfde volume als het Opeltje eronder en was de aerodynamica ver te zoeken. Zouden we door een stevige zomerse windvlaag gevat worden, dan zou ons autootje waarschijnlijk in het omtuimelen, als een besmeerde boterham, ondersteboven op zijn DakZak eindigen. Gelukkig is dat nooit gebeurd, maar ik vind het het experiment waard.
Een Opeltje is niet zo groot, toch is zo’n DakZak best hoog om spullen in te tillen en het overzicht te houden. Bij het inpakken voor de huisdeur was dat niet zo’n probleem: mijn vader gebruikte ons eeuwige, stabiele timmerbankje, dat wij ook wel ‘Het Krukje’ noemden. Het Krukje heeft ons hele gezin, waarvan wij nu weten dat de volwassenen de 1.70 niet halen, jarenlang geholpen moeilijke plaatsen in ons huis te bereiken. Het Krukje is onlangs in de vuilcontainer beland, en dat is ook de aanleiding tot deze column.
Echter, daarmee zijn we nog niet bij Model Vleugelmoer. Zie, Het Krukje was een solide dik houten bankje. En daarmee maakte het absoluut geen kans om een plekje in ons reisvehikel te veroveren – terwijl mijn vader het op plaats van bestemming weldegelijk nodig ging hebben. Daar maakte mijn vader een oplossing voor en die heette Model Vleugelmoer.
Hij had er weken op gebroed. Minutueuze maattekeningen op zijn ruitjeskladblok gemaakt. Hout verzameld. Buisjes gezaagd. Toen, vlak voor de vakantie, was het af: een krukje bestaand uit een houten bakje, waarin naast elkaar vier kort verzaagde ijzeren tentbuisjes geklikt konden worden. Haalde je die buisjes eruit, dan pasten ze perfect in vier kokertjes op de hoeken van het bakje. Elk buisje draaide je met een vleugelmoer stevig vast opdat hij stabiel recht bleef staan. En zo had je een enigszins portabel krukje.
Ik hoef niet te benadrukken dat mijn vader verguld was met dit kleine wonder van zijn hand. Twee versies hebben onze vakantieuitrusting gesierd. Helaas hebben ze beiden niet zo’n lang en dankbaar leven gehad als Het Krukje.