Utrecht Centraal
Welke Nederlander is er nu nog nooit op Utrecht Centraal geweest? Weinigen, denk ik. Utrecht Centraal is het station waar alle treinen kruisen, de kern van het spinnenweb dat het Nederlandse spoornet is. Het station is immens, en probeert tegelijkertijd heel huiselijk te zijn. In de afgelopen jaren is het meermaals veranderd, en mijn redenen om er te komen veranderden mee. In deze column neem ik je – in sneltreinvaart – mee langs al die momenten.
De eerste vermelding is slechts een voorbijgaan, maar wil ik toch even beschrijven. Het is zomer 2000, ik ben zestien jaar. In mijn stadje heeft het internet haar intrede gedaan en ben ik verslingerd geraakt aan een chatbox. Die heet ‘HollandDopey’, een naam die ik grappig genoeg dan maar half begrijp. Elk vrij momentje kwebbel ik met een twintigtal Nederlanders over onze dagelijkse beslommeringen. We weten niet echt van elkaar wie we zijn, maar we hebben het internet gevonden, en dat verbindt ons.
In die zomer wordt er een meeting gehouden, en die zal plaatsvinden in Gouda. Enthousiast meld ik me voor het middagje in de achtertuin bij één van de chatboxleden. Mijn ouders zijn er bepaald niet over te spreken. Hun minderjarige dochter, zomaar het land door naar het verre Gouda? Geen sprake van. Toch is er een opening: als ik een meerderjarige vind die ze vooraf spreken, en die mij heel de reis vergezelt, mag ik gaan. Onmogelijk als het lijkt blijkt die persoon te bestaan, in de vorm van een keurig nette 21-jarige jongen genaamd DvL. Kers op de taart: hij woont letterlijk bij me om de hoek! Mijn ouders kunnen hier ondanks veel knarsentanden geen nee op zeggen. DvL komt een keer op ‘audiëntie’ en niet veel later brengen we een gezellige middag door in een Goudse achtertuin. Hij wordt vrij gauw daarna ook mijn eerste vriendje, maar dat is een ander verhaal.
Mijn tweede vriendje woont bepaald niet bij me om de hoek: in Den Haag! Eend ontmoet ik op mijn zeventiende. Na lang chatten, mailen, en bellen, wordt het tijd voor een ontmoeting. Je raadt het al: ook dit keuren mijn ouders streng af. Dit keer geen chaperon, geen dagje weg, maar een heel weekend naar een schier onbekende oudere jongen. Ik ben nog steeds minderjarig, dus ze hebben er een stem in. Dapper schrijft Eend een keurige brief naar mijn ouders, waarin hij een bloemlezing geeft van zijn eerlijkste intenties. Aangehecht: een eersteklas weekendretourtje van honderd gulden. Ook hier kunnen mijn ouders na veel gemor niet omheen: hoe doet hun dochter dat toch telkens? Ternauwernood worden er nog wat voorbehoedmiddelen in mijn tas gestopt, en daar ga ik weer.
Ditmaal moet ik overstappen op Utrecht Centraal. De trein vanuit Arnhem zal namelijk doorreizen naar Amsterdam. In de envelop met Eend’s brief was ook nog plek voor een velletje met overduidelijke instructies voor bleue jonge reizigsters. Ik heb het haast uit mijn hoofd geleerd. ‘Op Utrecht Centraal moet je overstappen op de Intercity naar Den Haag. Pak, als je uitstapt, direct een (rol)trap naar boven. Ga niet onder de sporen door. Ik herhaal: ga niet onder de sporen door!’ Keurig bedeesd als ik ben doe ik dat inderdaad niet, en zo beland ik voor het eerst in mijn leven in de immense hal van het station. Na Dieren was Arnhem al een uitdaging, maar dit heb ik nog nooit gezien. Na van de overweldiging bekomen te zijn zoek ik op het enorme ratelende blauwe vertrektijdenbord mijn trein naar Den Haag. Alles lukt, die reis, en de ontmoeting op het station die avond is er een van velen. In de jaren verkering die volgen reis ik maar wat vaak over Utrecht. Of ik onderlangs kan, heb ik eigenlijk nooit meer bekeken.
Na mijn ontstuimige jaren pendelend tussen mijn stadje en Den Haag volgt mijn studententijd. Met mijn OV op zak en inmiddels wat meer kennis van het Nederlandse spoornetwerk reis ik regelmatig het land door. Zo ga ik naar de HCC-dagen, die elke winter in de Jaarbeurshallen worden georganiseerd. Soms ga ik alleen, soms spreek ik op Tweakers.net af met vrienden. Altijd komen we eerst bij elkaar in de hal van Utrecht Centraal. Lege tassen bij aankomst, overvolle tassen bij terugkeer. Met de intrede van online winkels wordt het koopjes jagen steeds minder lucratief, en mijn gang naar de HCC-dagen droogt mettertijd helemaal op.
Gelukkig zijn daar de LAN-parties, waar vriend Tim me toe introduceert. De leukste, waarbij ik weldra vrijwilligster word, is toch wel Netgamez. Drie keer per jaar begeef ik me op de vrijdagavond naar de Homeboxx in Nieuwegein, waar vrienden dan al een kleine week bezig zijn om het evenement op te bouwen. Vijftienhonderd gamers, een heel weekend lang. Op vrijdagmiddag sluip ik vervroegd weg uit mijn les op de kunstacademie, pak mijn computer, slaapspullen en drukwerk voor het event, en daar ga ik! Een heel gesleep, met natuurlijk tussenstation Utrecht Centraal. Daar moet ik naar buiten het winderige verhoogde busplatform op, waar de sneltram naar IJsselstein binnensuist. Op zondagavond neem ik dezelfde route weer terug…
Met de intrede van snel glasvezelinternet in huizen houdt ook de trek naar LAN-parties op. Niemand komt meer op locatie gamen. Gelukkig blijven er voor mij wel Tweakers-meetings en bezoekjes aan vrienden over. Met een select clubje Tweakers uit de grafische hoek gaan we minimaal eens per jaar steaks eten bij Gauchos aan de Oude Gracht. Ik probeer er altijd bij te zijn en doe er leuke vrienden op.
Van de LAN-parties ken ik de Nieuwegeinse Attilla, die mijn gezelschap ook wel waardeert. Op een avond pakken we de sneltram naar Utrecht Centraal en kijken de enge film ‘Jeepers Creepers’ in de bioscoop op Hoog Catherijne. Een beetje bleu ben ik na al die jaren nog wel: in de koude gangen van het station geef ik het schaaltje fastfood dat ik niet meer lust, aan een zwerver die daar zit. Attilla weet me uit de droom te helpen dat je zwervers daarmee een dienst bewijst: ze willen geld, of drugs. Zo is de wereld.
Attilla is gelukkig ook de kameraad die mijn vader overtuigt dat een nullening bij de IBG (die de StuFi verstrekte) niets illegaals is, maar een eerlijke manier om je OV-kaart te behouden als je nog wel studeert, maar geen recht op StuFi meer hebt. Hoera, zo kan ik nog net één jaar gratis treinen.
In de trein ontmoet ik ook de Enschedese Koen, dan al een fanatiek orgelbouwer en -kenner. Koen houdt ook van woordspelingen, net als ik. Zo attendeert hij mij eens op de bloemist aan de Hoog Catherijne-kant van Utrecht Centraal, die ‘Van Vogelpoel’ heet. Bij het opschrijven van dit zinnetje ging het al mis: Van Vogelpoep klinkt toch veel leuker?
Vele jaren volgen waarin Utrecht Centraal gewoon een punt van overstap en verkleumd wachten wordt, maar ook van de Lush en van de op handen zijnde verbouwing. Hoezeer zijn het station en ik beide veranderd…
Als afsluiter dit moment, voorjaar 2021. Ik ben een weekje naar Portugal geweest, waar ik heerlijk van de lentezon genoten heb. Keek ik ’s middags nog warmpjes in mijn t-shirt op het Terreiro da Sé uit over de stad, ’s avonds sta ik op Schiphol in de kou en de sneeuwvlokken. En dat op 1 april! Zittend in de trein naar het oosten scharrel ik al mijn warme merinotruien én mijn bomberjack (dat ik een week niet gedragen heb) uit mijn tas. Op Utrecht Centraal mis ik net mijn trein en gun mezelf een kop dampende chocolademelk. Van de stop bij het suiker-en-roerstaafjes-station maak ik snel gebruik door nogmaals in mijn tas te diepen en nu zelfs de laatste trui erbij aan te trekken. Om mij heen lopen mensen met mutsen en wanten en in de hal zelf blaast iedereen stoomwolkjes. Gelukkig mag ik snel weer een warme trein in, naar huis…