Een kamer in Oulu
Het is bijna winter, 2008. De stage van mijn opleiding Concept Design is net voorbij. WJB en ik vieren kerst in het huis van Els, terwijl we inwonend oppas zijn voor haar poezen. Ik kan lopend naar het Saxion, voor zover ik daar nog regelmatig moet zijn. Zo tussen stage en afstuderen moet ik eigenlijk alleen voor mijn minor de deur uit, en dat is dan net weer op de Universiteit Twente. Ik kom niet zo ver.
Maar: verandering is ophanden. Ik moet een plek zoeken om te gaan afstuderen. Omdat mijn stage maar ‘gewoon’ in Enschede was, overweeg ik het nu wat verder weg te zoeken. WJB belooft me dat hij wel hier op mijn spullen zal passen. Zijn advies is, hoe opmerkelijk ook, om er eens lekker opuit te trekken. Als ik eenmaal werk zullen de kansen om naar het buitenland te reizen schaars zijn. Nouja, tenzij je WJB heet, en via de universiteit op een Europees project zit dat vier keer per jaar naar riante oorden vliegt louter om te vergaderen op internationaal niveau.
Mijn afstudeerbegeleider Guus is dezelfde mening toegedaan. Een tijd in het buitenland lijkt hem voor mij wel wat. ‘We hebben in Finland een school waarmee we partners zijn’ vertrouwt hij me toe. Daar zaten al meer studenten. ‘Ik heb connecties voor je.’ Ik zoek de ins en outs van Finland op, en concludeer dat ik daar wel heen wil. Ze hebben de Euro, een goede infrastructuur, een goed digitaal netwerk, en ze spreken goed Engels. Bovendien kent Guus er toevallig een leuk startupje dat een afstudeerder zoekt. Ik krijg wat contactgegevens toegespeeld en ik monster aan. Beet! Het bedrijfje wil me vanaf februari wel hebben. We spreken een datum af en ik zet me samen met WJB aan het boeken van de reis en mijn verblijf. Wat later mijn hobby, en de bron van dit reisblog is, is op dat moment voor mij nog een onoverzichtelijke klus. Gelukkig heb ik WJB die alles met me mee uitdenkt. Hij belooft me ook een weekje op te komen zoeken.
Met de vliegtickets in de pocket, en daarmee mijn reisdata bezegeld, ga ik op zoek naar een plek om te wonen. Ik speur de websites van de stad en de schoolcampus af, maar die zijn voornamelijk in het Fins. Automatisch vertalen zit dan nog niet in iedere browser, dus alles omzetten is een tergend karwei. Toch slaag ik erin om ettelijke woonwijkjes voor studenten in kaart te brengen. De wijk ‘Välkkylä’ spreekt mij direct aan. Het lijkt erg op het gebiedje rond de Calslaan, op de Universiteit Twente, en dat mag ik graag. Verhuurder Psoas bestiert daar de boel, en ze hebben een paar kamers in gedeelde woningen vrij. Wederom haal ik alle informatie door de vertaalmachines en ik schrijf me in voor een leuke kamer. Bingo! Ik krijg hem toegewezen.
Een eindeloze papierwinkel volgt. Alle documenten zijn standaard in het Fins. WJB en ik vertalen ze allemaal, tot we precies weten waar ik voor ga tekenen. De huur is acceptabel en zal elk van de vier maanden geïnd kunnen worden vanaf mijn Nederlandse bankrekening. Mijn kamergenotes zijn meisjes, we wonen met zijn drieën. Voor bedraad internet is een apart formulier, maar ook dat weet ik uit te vogelen en met de juiste technische informatie in te vullen.
De hele stapel paperassen gaat op 9 februari mee de koffer in wanneer ik naar mijn nieuwe woonplaats vlieg. Dat gaat niet geheel zonder hindernissen, maar gelukkig hebben WJB en ik het vliegen recentelijk nog geoefend met een tripje naar Stockholm. Ik kom er wel, en word zelfs door twee aardige studentes van het vliegveld naar mijn hotelletje gebracht.
De volgende ochtend sta ik vroeg op. In mijn rugzak pak ik de stapel formulieren van Psoas. Nog eenmaal op de plattegrond kijken en dan wandel ik door de diepe sneeuw naar hun kantoor. Ik verdwaal niet en sta al gauw in klein gelijkvloers kantoorgebouwtje met nauwe gangetjes. Mijn besneeuwde schoenen druppen op de linoleumvloer. Een vrouwtje wenkt me en poekelt Fins tegen me. Ik wapper voorzichtig met mijn stapel formulieren en vraag hakkelend of ze Engels praat. Haar ogen worden groot. Snel leidt ze me door de gangetjes naar een meer capabele collega.
Ook die weet niet echt wat ze met me aan moet, totdat ik haar de stapel papieren toon. Die kent ze als haar broekzak, haar ogen vliegen over het papier. Ze knikt driftig en rolt haar bureaustoel naar een grote kast achter zich. ‘Here is your key’ glimlacht ze me stralend toe, terwijl ik inderdaad een sleutel met mijn huisnummer voor mijn neus zie bungelen. ‘If you want… internet… I can… wait’ ze draait zich om om blijkbaar iets te zoeken, maar dan tover ik mijn tweede stapel uit mijn tas. Ook daar is ze zichtbaar blij mee. Weer scant ze het papier en ze knikt goedkeurend. Een paar tikjes op haar computer later kijkt ze me weer tevreden aan. ‘It will be working’ zegt ze met een zwaar accent. ‘Enjoy your home.’
Een uurtje later zit ik met al mijn bepakking in mijn eigen, stille studentenflat. Later die dag zal ik mijn huisgenotes ontmoeten. Langzaam zal ik ze leren kennen. Nog later zal ik leren, dat er een hele horde exchange students zoals ik in Oulu verblijft, en dat zij allemaal in Otokylä wonen, …omdat zij van meet af aan gewezen zijn op het Erasmus Programme, wat zij ook wel ‘Going on Erasmus’ noemen; een route die alles voor je regelt, van vlucht tot aan toegewezen bed in een immense, rumoerige flat vol met krappe vierpersoonskamers. En ik? Ik ben vier maanden lang heel blij met mijn eigen vindingrijkheid, een ruime eenpersoonskamer, kalme huisgenotes, en flitsend snel internet.