Een eigen huis

⟡ namen in dit verhaal zijn gefingeerd ⟡

We schrijven winter 2011. Ik woon al enkele jaren samen met partner WJB in zijn appartement in Enschede. We staan voor een keus. Of we gaan grondig renoveren, of we verhuizen naar een grotere woning dichtbij. Die woning bestaat, dus doen we twee serieuze bezichtigingen. Maar aan de vooravond van ons nieuwe avontuur komen we aan de praat over onze toekomst. Het moet uitgesproken worden, want dit huis gaan we samen kopen, en daarna nog uit elkaar gaan is een financieel nekschot voor elk van ons. Dus bezint eer ge begint.

Enkele dagen en pijnlijke gesprekken later beëindigen we onze relatie.

Daarop moet ik op zoek naar een huis. Voor nu kan ik nog bij WJB in blijven wonen. We gaan gemoedelijk met elkaar om en hij helpt me, door me voor te rekenen wat ik me kan veroorloven. Huren is een optie, maar kopen is op de lange termijn beter – alsook WJB’s advies.

Ik laat me door de financieel adviseur van mijn collega JC voorrekenen hoeveel ik opbrengen kan. Dan pak ik Funda erbij en ga actief op zoek. In mijn park staan wel tien flats te koop. De één net wat moderner of verder afgewerkt dan de ander. De prijzen spiegelen zich duidelijk daaraan. Ik ben net een jaar afgestudeerd en heb niet veel financiële ruimte, maar een aantal flats vallen wel binnen mijn budget. Dus print ik een standaard lijstje uit waarop ik eigenschappen en wensen kan noteren, en plan bezichtigingen in.

Er volgen enkele onrustige weken. Ik woon nog bij WJB in, maar probeer zo weinig mogelijk aanwezig te zijn. Mijn spullen verhuis ik alvast naar de berging. Steeds minder in huis is van mij, net zoals het begon. Elke dag ga ik naar mijn werk, en in de middag fiets ik vlug naar huis voor één of twee bezichtigingen. De afspraken volgen elkaar snel op, maar WJB wil ook door met zijn leven. Hij ontmoet een nieuwe vriendin, ik kijk verder. Ons uiteengaan staat onder druk. Gelukkig raak ik na enkele weken in onderhandeling over een appartement aan de overkant van het park.

Dat appartement heeft een twijfelachtige vloer. De makelaar kan me geen garantie geven, dat de vloer volgens de geluidsnormen van de flat gelegd is. Is dat niet zo, dan wil ik de vloer er vóór intrek uit hebben. De eigenaar, zelf een jurist, belooft het uit te zoeken. Haast heeft hij echter niet: het is eind maart, en afhankelijk van de conclusie kan ik na de zomer mijn intrek nemen. Ik ben verbaasd, maar als ik ondertussen een woning kan huren, ben ik bereid te wachten.

Ondertussen heb ik nog een middag met twee bezichtigingen gepland staan. Het is een koude lenteavond, de zon staat laag, de bomen zijn nog kaal. Ik kan me sowieso al moeilijk inleven in het wonen in een ander appartement, maar het grijzige voorjaar doet er ook niet echt moeite voor. We bezichtigen de eerste woning op de lijst. Het is armoe troef, qua uitzicht en qua inrichting. Ik hoop bij elke bezichtiging op de aanblik van bomen of blauwe lucht uit de voor- en achterramen. Ik koekeloer niet graag andermans slaapkamer of keuken in. Die wens heb ik bij een paar appartementen al moeten laten varen, al zit het bij degene waarover ik in onderhandeling ben redelijk snor. Als je stijf recht vooruit kijkt zie je geen andere flat. Binnen wens ik dat het sanitair ten minste beige of wit is, met redelijk modern porselein in toilet en badkamer. De keuken liefst ook niet te oud, maar dat ligt al simpeler. In een appartement dat eigenlijk heel prettig oogde stak een antieke donkere eikenhouten keuken. De makelaar werd een beetje stil toen we de ruimte in liepen, tot ik een kastje opentrok en zei ‘kijk! Een Brugman-keuken! Die deurtjes vervang je zo!’ het licht ging aan boven het hoofd van de makelaar, en een week later stond er op Funda een vernieuwde foto: met strakke witte deurtjes, vers van Brugman. Daarmee werd het appartement niet interessanter voor mij, maar ik had allicht de verkoper er mee geholpen.

Maar, we zijn op deze grauwe middag in een nog grauwer appartement. Ik moet de makelaar nog iets vertellen. Namelijk dat het tweede appartement op de lijst een foutje was. Bij het aanvragen van de bezichtigingen selecteerde ik een appartement dat hij ook beheert, maar flink boven mijn budget lag. Zodra we de ene flat verlaten breng ik de makelaar op de hoogte dat dit maar het einde van dit bezoek moet zijn. ‘Oh nee’ kaatst hij verontrust terug. ‘U moet erheen. De eigenaresse is er speciaal voor uit Hengelo gekomen. Zij is nu in het appartement aanwezig.’ Onder die druk volg ik de makelaar maar op zijn wandeling erheen. Het ligt schuin achter mijn huidige adres, aan de bosrand. Een plaatje, ik zie het nu al. Kijken kan altijd…

In het appartement is het kil. Verwarming is er niet, en de haard is al drie jaar niet aangeweest – want zo lang staat dit al te koop. De eigenaresse is slecht ter been, kan de trappen niet meer op komen, en is naar Hengelo verkast, naar een appartement met een lift. Desondanks staan er na al die jaren nog wat oude spullen van haar in de kamers. Ze komt naar ons toe en heet ons hartelijk welkom, terwijl we de woonkamer in lopen. Tegelijkertijd breekt de zon door. Zacht geelgoud licht strijkt in banen over de verstilde muren. Het tapijt licht op, stof twinkelt in de zonneschijn. De bomen rond het appartement ruisen en schudden de druppels van een dag lang miezerregen af. Het lijkt alsof alle kamers lichtjes stralen, zo mooi. Het omringende bos gloeit goud.

Besmuikt pak ik toch mijn streeplijstje erbij. ‘Nu we hier toch zijn…’ zeg ik, en laat me rondleiden. Het sanitair is in orde. De kamers zijn okay. De keuken is vanillegeel, met een verschrikkelijk provisorisch aanrecht van antracieten tegeltjes, maar… het is niet per sé onbruikbaar. Oké, de koelkast, afzuigkap en het losse fornuis zijn wel oud. Maar voor iemand als ik, die niks aan huisraad meeneemt, is het ten minste íets. ‘Die zaken mag je zó overnemen’ meldt de eigenaresse me behulpzaam. Ik heb voor mijn neus weg vermeld dat ik uit een samenwoon-situatie kom met alleen een bed en een bureau, en haar reactie daarop is echt hartverwarmend genereus. Tijdens onze rondleiding ziet ze van alles dat ik zomaar gratis mag overnemen. Ja, natuurlijk, omdat zij het dan niet meer het appartement uit hoeft te slepen, maar voor mij is het wel heel welkom. Maar: het is nog steeds veel – te – duur.

We sluiten de rondleiding af met een moment rust in de woonkamer. Ik doe expres een heel langzame rondwandeling langs voor- en achterramen. Neem het prachtige uitzicht in me op. Dit appartement ligt aan drie kanten tussen de bomen. Dit park is al rustig, maar deze uithoek takes the cake. Het is mij een raadsel (okay, de prijs) dat dit appartement al drie jaar niet het hart van een koper heeft gestolen. De eigenaresse negeert de hint van de makelaar om afzijdig te blijven helemaal en vertelt zo nu en dan wat over haar liefde voor deze plek. Ik voel het. Het is hier magisch, zelfs in het vroege voorjaar al. Zo mooi, zo natuurlijk. Je hoeft hier geen televsie, je kijkt zo uit het raam naar het toneel van vogels en eekhoorns. Glasvezel heeft ze laten aansluiten. Centrale verwarming zou fijn zijn, maar hé, daar kan ik voor sparen, …toch?

Stil verlaat ik het huis en loop met de makelaar terug naar de straat. ‘Mooi hè’ zegt hij, ‘ja, maar boven het budget, dat ik je genoemd heb.’ Met een knikje zeg ik hem gedag en loop naar mijn voordeur. Sprakeloos.

De eigenaar van het appartement aan de overkant laat van zich horen. Het onderzoek naar de vloer duurt tot zéker na de zomer. Ik erger me er dood aan. Ik moet verkassen, nu, pronto! En dat begint werkelijkheid te worden, want WJB’s nieuwe vriendin heeft nogal moeite met mijn aanwezigheid. En terecht. Ze wil niet binnenkomen en zeker niet een avond blijven, zelfs niet als ik in de kamer het verst van ze af zit. Ik weet het, ik moet gewoon weg. Ik doe mijn best. Ondertussen heb ik het ook nog aan de stok met mijn ouders. Met verhitte mails en onaangekondigde telefoontjes vertelt mijn moeder me dat ik hier niks te zoeken heb en dat ik terug naar mijn geboortestad moet komen.

Mijn vader belt me op alle andere momenten en waarschuwt me dat het absoluut onverstandig is om zelfstandig een appartement te kopen. Dat moet ik sámen doen, nádat ik getrouwd ben. Ja, alsof die twee opties nu beschikbaar zijn, maak het nou. Hij bezweert me dat hij geen cent garant kan staan als deze hachelijke onderneming misgaat. Ook daarover kan ik, buiten gehoorsafstand, simpel oordelen: ik ben zevenentwintig, er staat nergens dat hij verantwoordelijk voor mij is. Dus hij mag zich druk maken en dat is dat. Natuurlijk heb ik er buiten deze rationele gedachten in realiteit echt hoofdpijn en slapeloze nachten van. Een onzeker avontuur aangaan is één ding, wekenlang banggemaakt worden door je ouders een ander. Gelukkig steunen WJB en JC me door en door.

Met de stoute schoenen aan bel ik de makelaar van het mooie dure appartement. Ik heb een voorstel. Ik wil het appartement huren tot einde zomer, en keurig minimaal bewonen. Dan heeft de eigenaresse wat verzachting van haar lasten door inkomsten, ziet het er bewoond uit, en is het er warm. Daarna kan ik het goedkopere appartement betrekken. Ik zie het wel zitten, de makelaar absoluut niet. Hij heeft mijn achtergrond nagetrokken, merk ik. ‘Ik zie dat je van de AKI komt’ lispelt hij door de telefoon. ‘Meisjes als jij houden zo’n appartement niet schoon. Feestjes geven en schilderen op de muren, dat doen jullie.’ Ik ben werkelijk verbaasd door deze aantijging. Ja, ik ben al eerder in dit traject aangesproken op mijn jeugdige uiterlijk, en door een hypotheker gevraagd ‘of ik dit niet met mijn ouders moest overleggen’ (waarop ik resoluut het pand uit wandelde), dus zijn ‘meisje’ verbaast me niet heel erg. Maar de aanname dat ik, omdat ik vijf jaar geleden één jaar op de lokale kunstacademie heb vertoefd, het huis er slechter op zal maken, dat schiet me in het verkeerde keelgat. Pisnijdig ben ik en hang op. Dan bel ik gelijk weer op. ‘Vraag het haar tóch’ gebied ik hem. En wonderwel, mijn vraag bereikt de eigenaresse.

Het antwoord is verbazend. De makelaar krijgt het dan ook bijna niet over zijn lippen. ‘Ze wil het niet aan je verhuren’ begint hij. ‘Ze heeft gezegd dat ze het budget matcht dat jij genoemd hebt. Ze wil het aan je verkopen.’

Ding ding ding ding ding ding. Alle stoppen in mijn hoofd slaan door. Een seconde ben ik sprakeloos.

‘Verkocht.’ zeg ik.

‘Dat ga ik doorgeven’ zegt de makelaar, en hangt op.

Een mondelinge toezegging is bindend, suist het alarmerend door mijn hoofd. Ik heb net een huis gekocht. Ik heb net een prachtig fantastisch mooi huis gekocht!

De overeenkomst gaat door. Ik regel de dagen daarop stormachtig alle financiering, alle papieren, druk op zondagavond nog broodnodige paperassen bij het makelaarskantoor door de brievenbus. Word elke dag onder werktijd minimaal drie keer gebeld door de financieel adviseur die bij de bank alles lospeutert wat maar los te peuteren valt. ‘Er moet nog net wat bovenop’ prevelt hij als hij voor de zoveelste keer op de dag belt. ‘Je moet een afschrift van je rekening faxen.’ Uit elke oude sok schraap ik geld, stuur documenten op, doe mijn werk, krijg geen hap door mijn keel. De tekendatum en de sleuteloverdracht worden voor de volgende week ingepland. Bijna, bijna, nog even. Elke dag tuur ik naar het appartement dat daar al jaren is, en nu zo vredig op mij ligt te wachten.

Maar de tijd gooit roet in het eten. ‘Ik kan je niet meer in huis hebben’ zegt WJB op een dag met zwaar gemoed. Ik snap het. Maar nog één weekje. Eén weekje tot… hij schudt nee. De koek is echt op. Hij is vermoeid, overbelast, haast overspannen. Zijn nieuwe vriendin wil hem vaker zien en mij minder. Temidden van al het onderhandelingsgeweld pak ik een grote reistas in met het hoognodige en stap in de auto bij collega JC. Ik mag in zijn huis bivakkeren tot de dag van de sleuteloverdracht. Zijn jonge dochters juichen om de plotselinge reuring in huis. Was mijn leven al hectisch, het is nu nog een graadje erger. Het ligt een stuk verder fietsen van mijn werk, maar het moet. Ik mis mijn lieve katten, maar het moet. Alles moet. Voor even.

Dan volgt de donderdag van de sleuteloverdracht. Tegen half twee zwaai ik mijn collega’s gedag en spring op de fiets richting het centrum, waar het notariskantoor ligt. We schuiven bij elkaar aan tafel in een grote, ouderwetse kamer. De notaris spreekt lovend over de zeer lage rente die mijn financieel adviseur bij de ietwat onbekende bank bedisseld heeft. Ik krijg een grote bos sleutels in handen gedrukt van de oude eigenaresse. Ze is emotioneel, ze gunt het me van harte. Dan vertrekt ze. Evenlater sta ook ik buiten met een grote bos bloemen en de bos sleutels.

Ik heb nog geen vaas of niets, dus eerst fiets ik honderd meter naar de Welkoop en koop een degelijke zwarte emmer. Ik knoop emmer en boeket achter op mijn bagagedrager en begin mijn fietstochtje naar mijn nieuwe, nieuwe huis. Dan gaat de telefoon. Als je dacht dat dit verhaal hier afgelopen was, heb je het namelijk mis. Er begint zojuist een nieuw avontuur.

‘Hallo, ik ben de glasvezelmonteur’ klinkt het aan de andere kant van de lijn. ‘Bent u thuis?’

‘Ik kom eraan’ weet ik uit te brengen en sjees zo hard als ik kan de Kottendijk af.

Als ik bij mijn nieuwe thuisadres arriveer staat daar al een witte stationwagon met een monteur erin. Hij heeft op me gewacht. De bos bloemen laat ik even zitten, eerst graai ik in de enorme bos sleutels. Dit verbaast de man enigszins. ‘Ja, meneer, dit is serieus de eerste keer dat ik mijn nieuwe huis betreed, even geduld, ik ken de sleutels nog niet.’ Onthutst volgt hij me naar boven, maar daar weet hij precies zijn weg.

Hij schiet naar de hoek van de voorkamer en klikt het juiste kastje bovenop de glasvezelaansluiting. Prikt de adapter in het dichtsbijzijnde stopcontact. Lichtjes beginnen te knipperen. Ik loop ondertussen achter hem aan en haal mijn laptop en een netwerkkabeltje uit mijn tas. ‘Ik ga ‘m effe beneden in de auto activeren, en dan bent u zo aangesloten mevrouw!’ en met die woorden is hij weer net zo snel uit mijn huis vertrokken, als dat hij binnenkwam.

Ik schuif mijn laptop in de vensterbank en prik de kabeltjes aan elkaar. Zie beneden me de man in de auto wat dingen intikken op zijn laptop. Mijn browser ververst. Ik heb internet. Op de eerste dag, het eerste uur, en de eerste minuut dat ik voet in mijn huis zet. Ben ik nou een nerd, of niet?

In een roes van geluk zet ik mijn webcam aan en maak de eerste twee, drie selfies. Ik, op mijn knieën voor de vensterbank in een compleet lege, koude kamer. Míjn kamer. Van míjn huis.


Eén jaar na aankoop staat mijn financieel adviseur met vette koppen in de krant. Zijn zaken met mij zijn allang gedaan. Nieuwe zaken gaat hij niet gauw doen, zo veel maakt het artikel duidelijk. Hij, zijn broer, en zijn vrouw zijn opgepakt op last van fraude. Jarenlang hebben ze zich oneigenlijk geld van hun klanten toegeëigend. Nu zijn ze ontmaskerd en buitenspel gezet. JC en mij hebben ze nooit een cent afgetroggeld, dat weet ik. Hadden wij geluk? vraag ik me nog jarenlang af.


Vier jaar na aankoop zijn mijn ouders te gast op mijn verjaardag. ‘Dit is het beste dat je in je leven gedaan hebt’ laat mijn vader me tussen twee happen taart door weten.


Tien jaar na aankoop beschilder ik de muur van mijn woonkamer met het silhouet van de mooiste Tiroolse bergketen die ik ken. Kreeg de makelaar alsnog gelijk, met die opmerking over schilderen…