Per stoptrein naar Freiburg
Het is de zomer van 2005. Ik ben een arme student aan de kunstacademie en woon in een studentenhuis met mijn verkering SR. Voor mij is de vakantie aangebroken, en dat betekent dat ik er tussenuit moet! SR wil wel mee. Ik verzin de bestemming: Freiburg in het Zwarte Woud. Daar ben ik met mijn ouders enkele malen geweest en dat is me goed bevallen. Omdat we beiden straatarm zijn en geen vervoermiddel bezitten, gaan we met de trein. Omdat ook dat te duur is, gaan we met de stoptrein, op een voordelig Schönes Wochenende -groepsticket van vijftien euro. Het verblijf ter plekke? Kamperen!
Een week voor vertrek gaan we langs de kampeerwinkel. Wat SR allemaal meepakt is niet mis. We kopen beiden een trekkingrugzak. Ik: het budgetmodel in legerkleuren. Hij: een forse kwaliteitstas die, volgepakt, een goede dertig centimeter boven zijn hoofd uit zal torenen. Verder gaan er een piepklein tentje, een luchtbed, en allerhande kookgerei mee. Mijn portemonnee is nu al leeg. Maar SR heeft het juist; we kunnen daar niet elke avond uit eten. Ook moeten we het in de trein allemaal op onze rug vervoeren, dus redden we het niet met simpele dagrugzakken.
Op de ochtend van vertrek gaan met de bus naar het centraal station. Maar, zodra we ingestapt zijn, bemerk ik tot mijn schrik dat ik de verkeerde schoenen aan heb! Ik draag niet mijn okergele nubuck bergschoenen, maar mijn dikke bruine versleten sneakers. De zolen zijn glad en ze zijn niet waterdicht. Daar houd ik het geen vakantie op vol! Piepend zit ik in de bus. Typisch ik. SR houdt me in mijn stoel terwijl ik een plan bedenk. We zijn een half uur te vroeg voor de trein, dus ik laat SR met onze beide rugtassen op het perron wachten, en spring in een taxi naar huis. Die blijft wachten tot ik mijn schoenen gewisseld heb. Twaalf en een halve euro en tien minuten later sta ik weer in de ochtendzon naast SR op het perron. De eerste hartverzakking hebben we gehad. We kunnen op reis!
Nu niet te vroeg juichen. We mogen dus alleen met de stoptreinen oftewel Regionalbahnen. In het begin hebben we geen keus: vanaf Enschede rijdt niets anders Duitsland in. In het Roergebied wordt het iets spannender met de overstaps. We hebben geluk: een trein vertrekt te laat, en wij kunnen er nog in mee. We ervaren versnelling in plaats van vertraging! SR is in zijn nopjes, want zo komen we vast eerder aan.
Helaas, realiseren we ons om half één. We zijn gestrand op een niet noemenswaardig tussenstation. We zijn vroeg genoeg voor een eerdere trein, maar die gaat simpelweg niet.
Na een geruime tijd wachten kunnen we dan weer verder. Comfortabel zuidwaarts suizen is het bepaald niet; Duitse stoptreinen hebben bankjes als in bussen, hard en smal. Op elk station wordt gestopt, en hebben we te maken met hordes haastige forenzen. We zijn wel een attractie met onze joekels van rugzakken. Als het rustig is, kunnen we ze op de stoelen voor ons kwijt. Bij drukte moeten we ze op schoot houden. Had ik al gezegd dat de temperatuur ook geleidelijk oploopt?
De middag sukkelt voorbij. Trein in, trein uit, onder het perron door, let op de aanwijzingen, weer terug, ander perron, rennen naar de deuren. SR heeft heel wat meer aan zijn tas gebonden dan ik, omdat mijn tas niet zo veel hebben kan. Pannen en tent rammelen bij elke stap. Ieder uur stijgt het kwik een graadje en sprinten we harder naar de volgende warme boemel. Tegen vijf uur is de spits op zijn ergst. Kantoorvolk met aktetassen kijkt grommend naar onze logge bagage. Wij zijn veel te moe om ons er maar iets van aan te trekken.
Eindelijk, eindelijk bereiken we Freiburg. Hier weet ik de weg weer een beetje. Trein uit, tram in. Acht haltes mee naar de stop die het dichtst bij de camping ligt. Wandelen. Aanmelden. Uitpakken. Tent opzetten. Eten maken. Ik grinnik nog steeds omdat SR zonet dacht dat hem een broodje ‘eendje’ werd verkocht toen de verkoopster op het station ‘Hänchen’ zei. Hij is moe, ik ook.
’s Nachts droom ik dat ik de route per comfortabele, koele ICE maak. Mijn kaartje wordt zonder omhaal geknipt, ik leun heerlijk achterover in de zachte pluchen stoel, terwijl ik in één zucht naar het zuiden suis. Veel later vertrekken en heerlijk uitgerust aankomen. Zou dat niet perfect zijn? Dat ervaar ik tien jaar later wel!