Parallelle sporen
De zomer dat ik nog op de bergsportvakantie met JC ga, reis ik zelf via Basel door Zwitserland naar camping. Op de warme heenreis heb ik een bijzondere ontmoeting.
Ik reis vandaag met de ICE naar Basel. Jaren geleden reed ik deze route met toenmalige vriend SR, op een Schönes Wochenendes-ticket, om geld uit te sparen. We mochten alleen de Regionalbahnen oftewel stoptreinen gebruiken, en de reis duurde verschrikkelijk lang. Het is vandaag zo mogelijk heter dan toen, maar ditmaal zit ik in een comfortabele Intercity die vanaf het Ruhrgebiet zo doorstoomt naar de Alpen.
Vanaf Keulen moet ik wisselen, want ik kon geen zitplaatsreservering kopen voor het hele traject. Daarom heb ik die opgesplitst. Ik zoek mijn stoel en bemerk dat die naast een vriendelijk ogende jongeman is.
We groeten elkaar, ik in Duits, hij in Engels. Geamuseerd vraag ik hem welke taal hij spreekt. ‘Belgisch, Nederlands dus’ lacht hij. ‘Ik kom uit Luik’ of daaromtrent. Zijn trein heeft hem tot dusver oostwaarts van België naar hier gebracht. Mijn trein ging zuidwaarts vanuit Nederland. Toch spreken we plots dezelfde taal, wat leuk is dat.
Ik ben wel geïnteresseerd in een praatje, dus ik vraag eens vriendelijk over zijn achtergrond. Hij heet Raphaël en blijkt docent te zijn. Hij is vorig jaar nog in Nederland geweest. ‘Oh?’ zeg ik half-half geïnteresseerd. Reizigers zijn wel eens vaker in Nederland geweest, en dan volgt er vaak een wild verhaal over groene belevenissen in Amsterdam. Maar zo niet deze Raphaël. Hij was in Enschede. Zijn tongval is amusant, zoals van veel Vlaamse Belgen.
Ik informeer verder. ‘Welke school?’ ‘Het eh, Saxion… ja.’ Mijn ogen lichten op.
‘Ik heb daar meegedraaid met de afdeling Art & Technology’, gaat hij verder. Ik denk dat dat iets is als ‘Kunst en Techniek, als je het zou willen vertalen…’ hij zoekt in zijn hoofd naar een betere verwoording. Maar mij is het al duidelijk. ‘Kunst en Techniek! Dat heb ik gestudeerd!’ roep ik uit. Nu kijkt hij verbaasd. ‘Dáár?’ ‘Ja! Ik kom uit Enschede!’ We moeten beiden lachen.
‘Met wie heb je samengewerkt dan?’ Hij noemt namen van al mijn docenten, inclusief mijn afstudeerbegeleider. Ik moet heel de tijd besmuikt lachen. Als hij klaar is sla ik mijn handen op mijn knieën van plezier. ‘Wat een toeval! Dat waren al mijn docenten!’
‘Ik ben ook nog naar Finland geweest’ gaat hij verder. ‘Neeeee’ kreet ik uit. ‘Ja, naar Oulu, ken je dat?’ hij pakt zijn telefoon om mij te laten zien waar het ligt. ‘Ja daar ben ik geweest!’ Ik ben op dreef. ‘Ik heb daar afgestudeerd! Aan het OAMK?’ ‘Ja!’ knikt hij driftig. Laten zien waar het ligt hoeft al niet meer, natuurlijk weten we waar het ligt.
Van verbazing zitten we even stil naast elkaar. Dan moeten we nogmaals hard lachen.
Het weer zit ons die dag niet mee – dat wil zeggen, het is heerlijk stikwarm, perfect om aan een zwembad in de schaduw te liggen – maar het zorgt wel dat trein na trein in Duitsland naar het rangeerterrein gestuurd wordt. De airco’s begeven het namelijk tijdens de rit. Als Deutsche Bahn geen comfortabele reis kan garanderen – wat is vastgesteld bij uitval van 50% van de airco’s – dan wordt de trein uit de roulatie genomen. Reizigers worden op het dichtstbijzijnde station gedropt en mogen wachten op een vervangende trein. Die wordt van zo dichtbij mogelijk gehaald, maar moet wel genoeg zitplaatsen hebben om een vergelijkbare reis te accomoderen.
Het lukt die dag tweemaal om op zo’n manier op een willekeurig Duits station langs de Rijn gedropt te worden. Raphaël en ik ondergaan het gelaten. We zijn nog lang niet uitgepraat over onze avonturen in het onderwijs. De middag gaat ondanks alle ongemakken in een zucht voorbij.
Op Basel nemen we afscheid, met belofte elkaar op Facebook toe te voegen. Dan gaat hij naar zijn hotel en ik door naar Chur. Wat een ontmoeting!