Samen de zon tegemoet
Wie kan het zich veroorloven om een bericht te publiceren dat over maarliefst twee huwelijksaanzoeken verhaalt? Nou, ik dus. En of ik al getrouwd ben? Dat kun je aan het einde wel zelf bedenken. Van het tweede aanzoek lees je hier.
Het is 2005, ik woon net een jaar in Enschede. Mijn studentenhuis bestaat uit negen bewoners met aanhang. De groep kent elkaar via de lokale metalscene. Ik ben de eerste huisgenote die via Kamernet een vrijgekomen kamer heeft bemachtigd. Al gauw word ik meegesleept naar Café Rocks en leer ik de metalmeute kennen. En als je dan schattig en vrijgezel bent… dan krijg je mannen aan je deur.
Op een goede avond piept mijn telefoon. Een smsje, van een jongen genaamd Julan. Of ik een keer met hem wil gaan poolen in de stad? Zijn e-mailadres staat eronder. Toevallig is huisgenoot SR net op mijn kamer en ik laat hem de naam, die ik aanvankelijk verkeerd lees, zien. ‘Oh, die’ grinnikt SR. ‘Doe wat je niet laten kan’ is zijn advies. Dus ik laat me uitnodigen, en nog dezelfde week sta ik met een keu in mijn hand aan de pooltafel.
De avond met Julan verloopt prettig. Hij is niet mijn type, maar doet erg zijn best om me een leuke avond te bezorgen. Hij vertelt over zichzelf, over zijn muziek, alsook over zijn voorbije relatie met vriendin S.. Ik neem dit ter kennis aan en deel de gezellige avond met hem. Na het poolen beloven we nog eens vaker af te spreken, en ik ga gemoedelijk huiswaarts.
Weken gaan voorbij tot ik weer iets van Julan hoor. Het is vrijdagavond en zijn vraag is kort. ‘Ik heb iets voor je, mag ik vanavond langskomen?’ Ik twijfel even, want ik ga over een uurtje naar de manege voor mijn uurtje paardrijden. Ik zeg hem tot hoe laat ik thuis ben en wacht het af. Een half uur voor mijn vertrek belt hij aan. Hij is zenuwachtig. Tja, wie niet, als je na een date zomaar op de stoep staat. Ik neem hem mee naar mijn kamer en krijg er toch een vreemd gevoel bij. Voor de zekerheid bied ik hem de bank aan en ga zelf ertegenover op de zitzak zitten. Ietsje afstand, graag.
Hij begint zijn verhaal hakkelend. Dat hij iets voor me heeft – hij grijpt in zijn jaszak. Haalt er een wortel uit. ‘Voor je paard’ zegt hij blij. ‘En dan voor jou’ nu haalt hij weer iets uit zijn jaszak. Het is een klein doosje, blauw fluweel. Hij klikt het open. Een goudkleurige ring steekt uit een wit zijden kussentje.
‘Ik heb het zo bedacht’ steekt hij van wal, de ring nog steeds naar mij gekeerd. ‘Het is nu vrijdagavond. We kunnen morgen trouwen. Daarna pakken we onze spullen en rijden we samen de zon tegemoet. We gaan er vandoor, samen, en we komen nooit meer terug.’ Zenuwachtig maar glunderend kijkt hij me aan.
Verbluft staar ik terug, dan herpak ik mezelf. Dit is geen goed plan en dit is überhaupt niet wat ik wil. Ik slik eens diep en probeer mijn ‘nee’ zo begripvol mogelijk te laten klinken. Hij slaat zijn ogen neer. Een stilte valt tussen ons.
In langzame, rustige bewoordingen leg ik hem uit dat we elkaar net kennen, nét één date hebben gehad. Dat het nodig is om elkaar beter te leren kennen, voordat je zo’n grote stap neemt. Afwezig zoeken zijn ogen de kamer af. ‘We kunnen elkaar leren kennen’ stelt hij nog voor. ‘Ja, dat kan’ weerleg ik ‘maar laten we dat op een gezonde manier doen, door meer dates, door te zien of we echt bij elkaar passen.’
Dan sta ik op en maan hem om met mij mee naar de deur te lopen. Hij staat op, propt het doosje terug in zijn zak, en verlaat voor mij de kamer. Als hij de voordeur uit is sta ik daar nog, met de wortel in mijn hand.
Na mijn uurtje paardrijden en een warme douche zoek ik nog even de woonkamer van mijn studentenhuis op. Huisgenoot SR zit op de bank. ‘Had je bezoek vanavond?’ vraagt hij langs zijn neus weg. ‘Ja’ antwoord ik kort. ‘Hij eh, had een nogal apart verzoek.’ En ik vertel. SR gaat steeds harder grinniken, tot hij het uitlacht van pret. ‘Echt? Heeft hij dat echt gevraagd? Dat heb je natuurlijk niet eh…’
Toch kijkt hij me een beetje meewarig aan. ‘Was dat écht?’ Ik knik ja, SR schudt zijn hoofd. ‘Ik weet het niet hoor, misschien vroeg hij je gewoon nog een keer mee uit. Had hij écht een ring?’ Ik knik weer. Zo zitten we een tijdje op de bank.
De volgende ochtend schaar ik mij weer bij mijn huisgenoten in de woonkamer. Langzaamaan druppelen ze één voor een binnen en zetten zich op de bank voor de koffie. De huiscomputer en de bierkoelkast staan rustig naast elkaar te snorren. De monitor staat aan met de Campusnet nieuwsgroepen in beeld. Huisgenoot SR zit op de bankleuning en klikt door de nieuw aangeboden zaken heen.
Plotseling worden zijn ogen groot. ‘Je zei dat Julan hier gisteravond was hè?’ Ik knik weer. ‘En je zei van die ring?’ Hij kijkt niet eens om. Dan begint hij weer hard te lachen. Huisgenoot Karel buigt zich ook richting het beeldscherm. ‘Twee tegoedbonnen van Lucardi, net aangeboden door Julan.’ SR kijkt om naar mij. ‘Dus het was echt waar?’ Ik hoef niet eens meer te antwoorden. Meewarig kijken we met z’n drieën naar het totaalbedrag van zo’n driehonderd euro dat aan bonnen te koop staat. ‘Als hij ze zo snel alweer kwijt moet, was dat ook geen fortuinlijk huwelijk geworden.’ merkt Karel droog op.
Het moge duidelijk zijn dat ik Julan de maanden daarop niet zie. Niet op huisfeestjes, niet in café Rocks. Waar hij is weet niemand eigenlijk, maar dat komt voor; hij is af en toe wat ‘van de wereld’. Maar daar tegenover staat dat hij een ontzettende gitaarvirtuoos is, dus dat past hem wel. Ik zie hem wel, nog een keer, jaren later. Ik kijk uit mijn autoraampje naar rechts en daar loopt hij. Hoe zou het met hem gaan…?