De Husqvarna naaimachine
Als klein kind was ik dol op dingen maken. Nuttige dingen, vooral. Mijn moeder had vaak de naaimachine op tafel staan en maakte voor ons veel zelf. Dat was ook niet gek; mijn opa had vroeger een winkel van goede naam in Oosterbeek, en hij verkocht ongeveer alles met tandwielen. Van motoren, naar naaimachines, naar audiovisuele apparatuur (in die jaren had hij de zaak al overgedragen aan een neef). Het was niet gek dat elk van zijn vijf dochters precies wist hoe ze met een naaimachine om moest gaan; zo ook mijn moeder.
Aldus stond de naaimachine in mijn ouderlijk huis vaak op tafel. Ook ik leerde kleine dingetjes naaien. Patchwork lapjes, poppenkleertjes, tasjes. Dat moeders van andere kinderen géén naaimachine hadden vond ik maar gek. Hoe kon je dan kapotte kleren herstellen? Hoe kon je gordijnen naaien, of een mooi tafelkleed van de stof die je op de markt per meter kocht? Hoe konden mijn vriendinnetjes niet weten wat een zoom was, biaisband, en hoe konden ze niet eens zelf een knoop aannaaien?
Toen ik uit huis ging had ik enkele jaren geen beschikking over een naaimachine. Gelukkig had ik wel wat losse naaispulletjes, en als ik in een weekend thuiskwam, kon ik wel wat laten verstellen.
Daar kwam op een dag verandering in. Ik ging op dat moment naar de AKI, de kunstacademie van Enschede. De opleiding was gevestigd op het terrein van de Universiteit Twente, waar we overigens nauwelijks banden mee hadden. Onze koffieautomaten werkten met pasjes, maar níet op de automaten die overal elders in universiteitsgebouwen stonden. De weg naar de mensa was ver en we kregen nooit de korting, die UT-studenten wel ontvingen. Wat we wel kregen, waren verdwaalde studenten, op onze rare AKI-feestjes, waar iedereen dronken en stoned rondzwalkte en de meest fantastische ideeën vaak per ongeluk bedacht werden door die suffe studenten.
Om de band tussen de AKI en de stad te versterken werd er een festival georganiseerd. Met muziek en veel lawaai togen we op een ochtend naar de stad, alwaar op de Oude Markt tenten en podia voor ons waren klaargezet. Bedrijven en stichtingen hadden zich gemeld om ons festival op te luisteren. Mijn verjaardag vierde ik daar, op het plein, terwijl ik aan een Loesje-workshop meedeed, en uit het zicht van de politie de posters overal opplakte. Ik werd ter plekke lid van Greenpeace, en wandelde vol goede moed een tent binnen waar, tot mijn vreugde, overal naaimachines stonden.
Meteen viel mijn oog op een donkerbruine, oerdegelijke Husqvarna naaimachine. Hij was speciaal voor het festival verhuurd door de lokale naaimachinewinkel, en er zat niemand aan. Blij schoof ik op de stoel en greep wat lapjes bijeen. De eerste steken werden gezet. Vrolijk snorrend werkte de Husqvarna zich door mijn creatieve frutsels heen. Het ging als vanzelf, want mijn moeder had precies dit model naaimachine thuis. Ik naaide die middag een nieuwe trui uit twee oude, een cape, een vreemde muts. Later liepen andere studenten daar een modeshow mee. Ik glom van trots. De naaimachine bleef op de markt achter en het leven ging weer door.
Toch kriebelde het. Ik ging naar de winkel die de machines had verhuurd, en vroeg naar de ze specifieke naaimachine. Ik wilde hem mezelf cadeau doen, alsnog voor mijn verjaardag. Met grote frons luisterde de verkoper naar mijn wens. Wilde ik deze machine uit de verhuur kópen? Voor mezelf? Ja, dat kon wel. Voor 70 euro, toen nog een behoorlijk bedrag voor mij als student, werd hij even schoongepoetst en mocht hij met mij mee naar huis. Op een mooie donderdagavond reed ik met de bus naar het centrum en even later torste ik de zware Husqvarna, in zijn vergeelde wit plastic kap, naar huis. Vanaf dat moment had ik weer een naaimachine.
Hij kwam goed van pas bij allerlei kleine dingen. Ook was het een zegen dat dit precies de machine leek waar ik in mijn kinderjaren op had leren naaien. Blindelings reeg ik de draad in, verwisselde ik de spoel, naaide ik voor- en achteruit. Een soort natuurlijke finesse die me in de vingers leek te zitten. Het bijgeleverde instructieboekje had ik simpelweg nooit opengeslagen.
Mijn studententijd ging voorbij, ik verhuisde, ging samenwonen, verhuisde weer. Op een middag, jaren later, was het wederom mijn verjaardag. Mijn ouders kwamen op bezoek. Altijd een keurig en triest moment, altijd de vragen of ik mijn leven al volgens hun maatstaven op orde had (nooit). Mijn moeder die door het huis spookte, mijn katten opjoeg ‘maar ik wil ze ááien!’ en die in elke kamer iets begon te verplaatsen. Ditmaal had ze de naaimachine gespot. ‘Weet je wel dat ik vroeger ook zo’n naaimachine had, Heidi?’ kwam ze met enthousiaste stem dwars door het gesprek heen vragen. ‘Ja, ik weet het nog’ zal ik hebben geantwoord. ‘Precies deze!’ ‘Ja’ zal ik vervolgens hebben geantwoord.
‘Maar jij hebt de jouwe toch ook nog’ ontspon zich toen het gesprek. Nee, zij had haar Husqvarna niet meer. Jaren na mijn vertrek uit het ouderlijk huis had zij hem naar een naaimachinewinkel in Doetinchem gebracht, want hij was oud en gedateerd. Ze had hem ingeruild voor een modernere witte Singer. En die deed het zó goed! Terwijl ze erover vertelde haalde ze een hand over de kap van mijn naaimachine. ‘Wat is hij vies hè, zo vergeeld. Dat was de mijne ook.’ ‘En het boekje dan, het boekje Heidi! Heb je dat ooit ingekeken? Daar staat in hoe je hem moet inrijgen! Heb je dat al wel eens gedaan? Heidi? ‘
‘Ja mam, al zo vaak’ zal ik hebben geantwoord. ‘Ik ken jouw machine toch, daar heb ik geen boekje meer bij nodig.’ Verveeld zal ik van mijn taart gehapt hebben, terwijl mijn moeder zich verdiepte in het verfomfaaide boekje. ‘Mijne was ook zo stuk, dat boekje, en die bak met spoeltjes, kapot… ja en dat borsteltje zat er nog bij… gek hij lijkt er erg op…’ ‘Kan toch, niet?’
En daar – en hoe het kan, weet ik nog altijd niet – deden we de miraculeuze ontdekking, in het instructieboekje dat ik nog nooit ingekeken had. Dat aan de binnenkant van het voorblad, in mijn moeders handschrift met potlood geschreven stond ‘Voor Heidi’. We moeten er verbluft naar hebben gekeken, beide. Want mijn moeder had tot voor die dag mijn naaimachine niet bij mij gezien of aangeraakt; en ik had tot voor die dag nooit in het binnenwerk van het boekje gekeken. Maar het stond er echt. Dit was waarschijnlijk precies de machine die mijn moeder ooit van haar vader gekregen had, en die op fabuleuze wijze, jaren later, via een Doetinchemse en Enschedese handelaar per toeval bij mij terechtgekomen is.
Inmiddels is hij echt met pensioen (vervangen door de Singer die ik van mijn oma heb geërfd) en siert hij voor altijd de vensterbank in mijn woonkamer.